01 februari 2012

28

 
Liefste Attila,
Ik belde je net op maar waarschijnlijk lig je nog te slapen. Daarom mail ik je even om te zeggen dat morgen de begrafenis om twee uur begint. Net als gisteren heb ik vandaag nog veel te doen en ben daarom telefonisch noch op kantoor noch thuis (op mijn mobiel na) te bereiken. Vanmiddag ga ik met Koen naar de profundis waar we afscheid zullen gaan nemen van Pia. Mijn zus Ka zal er dan ook zijn. Helaas is ze verhinderd op de dag van de begrafenis anders had ik jullie graag aan elkaar voorgesteld. Gisteravond heb ik Arend aan de telefoon gehad en hem rechtstreeks gevraagd wat zijn belangen zijn omtrent het dagboek van Fran. Wie schetst mijn verbazing toen die "harde jongen" begon te praten over de vaderrol die ik heel mijn leven op mijn schouders heb moeten torsen, betreffende Justine. Hij schijnt er weleens getuige van geweest te zijn dat Fran en Justine samenspanden tegen mij, wetende hoe de werkelijkheid in elkaar zit. In het kort komt het hier op neer dat hij bij mij iets goed te maken heeft en hij vindt dat ik ook moet weten hoe de vork in de steel zit. Hij mompelde dat het hem geen goed "gevoel" zou geven als hij zich nog langer zou distantiëren. Hij vertelde vervolgens dat hij eigenlijk sinds de begrafenis van Fran geregeld aan mij moest denken en "last kreeg van zijn geweten". Hoe is het mogelijk! Toen Justine met haar voorstel kwam om het dagboek bij opbod te verkopen, vond hij dat hij mij daarover moest inlichten. Zo zie je maar weer Attila, mensen zijn af en toe niet te begrijpen en ik doe er ook geen moeite meer voor. Dit argument had ik namelijk van Arend nooit verwacht. Hij zei nog eens dat ik het aan hem moest overlaten. Binnen een paar dagen zal ik het dagboek in handen krijgen, heeft hij me beloofd. Hij hoeft er verder niets mee want hij weet toch wel wat erin zal staan, zei hij. Nog steeds begrijp ik het niet echt helemaal maar ik laat het maar zo.
Verder wil ik nog even zeggen hoe blij ik ben met ons laatste gesprek bij Keyzer. Ik voel me erg opgelucht en wat mij betreft ga ik mijn "smartenboek" sluiten om weer als pasgeborene mijn tweede levensfase in te gaan samen met jou. En dat notabene op mijn leeftijd. Ik verheug me erg op je etentje aanstaande zaterdag. Ben benieuwd hoe je woont.
Bij ons laatste gesprek had je het over je laatste vakantie met Isis op Lanzerote en Fuerteventura. Je hebt me beloofd een fragmentje te mailen uit je reisverslag en dat alleen al om vanavond even de zinnen te verzetten.
In ieder geval zie ik je morgen. Zullen we afspreken bij "Het Kalfje" aan de Amstel om één uur? Dan kunnen we eerst wat drinken en gaan we daarna naar Zorgvlied.
Hoop straks iets van je te horen.
Heel veel liefs, Simon
 
Ik begon nu vreselijk uit te kijken naar zaterdag. In gedachte zag ik ons: Simon, Isis en mezelf aan tafel zitten bij ons thuis. Ik kon bijna niet meer wachten. Het verhaal over Arend kon ik ook niet helemaal begrijpen maar ik had er wel een gedachte over.
 
Lieve lieve Simon,
Om een uur zul je me bij "Het Kalfje" aantreffen om daarna Pia de laatste eer te bewijzen. Het is eigenlijk wel ongelooflijk dat we binnen zo’n korte tijd weer op een begraafplaats staan. Het jaar 2000 is raak. Er zijn mij dit jaar al verscheidenen ontvallen, geen intimi maar wel een paar kennissen. Mag hopen dat het zo even welletjes is.
Wat Arend betreft, het blijkt dat zijn "geweten" knaagt en wellicht heeft hij het gevoel in nood te komen als hij nu iets voor zich zal houden. Ik heb weleens gehoord over gewetenloze moordenaars die plotseling op hun sterfbed nog te biecht gingen en vergiffenis vroegen voor hun zonden. Wat dat betreft kan ik me voorstellen als je zegt dat je het niet begrijpt. Je hoeft ook niet alles te bevatten in dit leven, denk ik weleens.
Blijft overeind dat mijn nieuwsgierigheid naar het dagboek van Franneke daardoor niet minder is geworden.
Van een bevriend psychiater heb ik ooit eens vernomen dat de situatie zoals jij hem geschetst hebt met mooie woorden "de perverse triade" wordt genoemd. Vader, moeder en kind. Moeder en kind spannen samen tegen de respectievelijke vader of andersom. In het dagboek van Franneke zal ons duidelijk worden, vermoed ik, wat zich daar heeft afgespeeld.
Ik ben blij dat je me herinnert aan mijn reisverslag en heb het nog even ingekeken. Deze vakantie speelde zich af in januari 1997.
Ik had net het jaar 1996 achter de rug met al zijn duistere voorspellingen en het gruwelijke ziekenhuisgebeuren.
Isis en ik hadden onszelf een reisje beloofd naar de zon. We waren er hard aan toe. Daar gaat-ie dan…
 
Fragment van een vakantie op Fuerteventura:
We gaan naar El Cotillo. Onderweg denken we vanaf Tindaya een kortere weg te nemen en af te steken. Aanvankelijk oogt dat aantrekkelijk en zonder problemen. De huurauto die er uitziet als een rioolrat zou eigenlijk eens een goede beurt moeten hebben. Daar gaan we weer over keien en kiezels. We steken een droge rivierbedding over, raken het spoor geheel en al bijster en tot overmaat van ramp lopen we vast.
Aangezien we geen jeep hebben, scheuren we met de buik over de stenen. Isis maakt zich reeds zorgen. Het klamme zweet breekt uit. De pas gebronsde huid trekt wit weg. Geen eten, geen water en erger nog, geen spiritualiën aan boord. Uiteindelijk vinden we toch, op goed geluk, in het labyrint van gruis en lava, een weg terug.
In El Cotillo hebben ze twee maanden geleden de straten bewerkt met asfalt. We weten niet wat we zien, het spookdorp van toen, zes jaar geleden, is een heus vakantieparadijs geworden. Die klote nieuwbouw. Altijd en overal weer.
Hè, weer eens lekker kankeren tegen die verdomde oprukkende moderniseringen en vernieuwingen.
We lopen wat rond in het oude dorp langs de baai en kijken naar een geschikt adres ter overnachting. Het lijkt niet meer op wat het was, het oude vissersdorp van toen is er niet meer. Waar moeten we ons heil zoeken. Jawel, bij onze oosterburen. Heulen weliswaar en tegen onze principes want in Spanje zitten we het liefst tussen de autochtone bevolking maar de Duitsers hebben het daar min of meer overgenomen. Van keuze is nagenoeg geen sprake. Het wordt de eerste verdieping van een huis. Uitzicht zee en een oude toren, een vroegere vesting tegen piraten.
'De plaatselijke bevolking verschanste zich als er voedsel en water werd geroofd en het bleek vroeger de grootste havenplaats van het eiland te zijn,' aldus Adolf, onze verhuurder, die onder ons woont.
Op ons terras voyeren en becommentariëren we alles wat we voorbij zien komen en gaan. Om de haverklap komt de bus "Annorexio" langs om toeristen uit te laten. De vesting wordt doodgeknuffeld en ziekgefotografeerd door de zich herhalende tijdelijke invasie. 
Dag lieve mensen, daaaaaag.
De rust is wedergekeerd, denken we.
Ineens een luid tumult: 'Sieg heil' naar Luna de Rottweiler die in een onbewaakt ogenblik het halve tafelkleed heeft opgevreten. Adolf in alle staten.
We horen een tirade van: 'Scheisse, Blödsinn, Hundsfötter, Schweinhund, Drollenfänger' en een tegenstrijdigheid van: 'dort liegen' en 'komm her'. Dat alles op een geëxalteerde fluittoon.
Als Adolf per ongeluk het tuinhek open laat staan, ziet de loopse Luna haar kans schoon het plaatsje te ontglippen. Daar heb je de Spaanse bastaard van de buren... kwispel, kwispel, kwispel. Ein Ausländer en zeker niet von Arisch ras...
Op voorhand zitten we al vol leedvermaak te genieten van de dingen die komen gaan. En zoals verwacht, het duurt niet lang: beide honden besnuffelen elkaar en in een mum van tijd zitten Luna en haar uitverkorene aan elkaar vast en fickt der Ausländer unsere Luna. Niemand ziet iets, niemand hoort iets, behalve wij. De Spanjaard loopt weg, zijn pik aflikkend.
Jammer dat we de geboorte van onze bastaardjes niet meer mogen meemaken.
 
Zo, dit was even een dag uit het Spaanse leven gegrepen.
Lieve Simon, hou je goed de komende uren. Ik vind het fijn je morgen weer te zien.
Kus van Attila
 
Ik had door het Amstelpark gelopen en me buitengewoon geamuseerd om de grote hoeveelheid hanen alhier. De een kraaide nog harder en doordringender dan de ander. Arme kip, mocht ze het idee hebben om hier in haar eentje rond te struinen, zou ze onmiddellijk belaagd worden door talloze macho’s. Haar werd niet gevraagd of ze het er wel of niet mee eens was. Nee, ze moest klaar staan voor meneer de red rooster.
In de verte zag ik Simon op het terras zitten van Het Kalfje. Hij had een gedistingeerd zwart pak aan voor deze gelegenheid. Hij wuifde, sprong op en we omhelsden elkaar. Hij keek me aan en aaide me over mijn wang: 'Fijn je weer te zien Attila.'
'Je haalt me de woorden uit de mond,' glimlachte ik en hield hem even op een armlengte afstand, observeerde hem aandachtig en vroeg hoe hij de laatste uren had doorgemaakt.
'Volgens mij komen alle goede dingen ineens maar ga eerst even zitten dan zal ik je mijn laatste nieuws vertellen. Wat wil jij drinken? Ik heb wel zin in een opkikkertje.'
We bestelden een espresso met een Sambucca.
'Je maakt me nieuwsgierig Simon, ik hoop op goede tijding.'
'Als alles loopt zoals afgesproken, hebben we vanmiddag de dagboeken van Fran Vreeswijk in ons bezit.'
'Dagboeken?' vroeg ik verbaasd.
'Ja, ze schijnt een trilogie geschreven te hebben. Vanmiddag na de begrafenis van Pia hebben Arend en ik op dit terras afgesproken. Hij neemt Justine mee en ik hoop Attila dat jij er ook bij wilt zijn. Gisteravond belde Arend mij op en vertelde dat hij Justine had gesproken. Aanvankelijk voelde ze niets voor een ontmoeting met Arend en mij maar toen hij vertelde over zijn geboden bedrag, hij vertelde niet hoeveel, gingen haar oogjes glinsteren. Voor geld is alles te koop, zei hij grootmoedig en ik dacht het ijzer te smeden als het heet is.'
'Is het wel een goed idee als ik er bij ben?' vroeg ik weifelachtig.
'Wat mij betreft heel graag. Ik heb trouwens tegen Arend gezegd, als jij het ziet zitten, dat je ook aanwezig zou zijn en wat Justine er van vindt, interesseert me niets. Er is werkelijk iets aan het veranderen bij me, een gevoel van ruimte. Ik kan weer wat dieper ademhalen en een bepaalde spanning, die me jarenlang heeft achtervolgd, is langzaam aan het oplossen.'
Ik voelde daarentegen een spanning in me opkomen. Hoe moest dat nu, Simon zou straks de dagboeken hebben en daarin lezen over zijn vaderschap voordat ik hem over Isis had kunnen vertellen. Ik moest hier maar niet op vooruit lopen. Straks maar zien.
'Dit is een goede ontwikkeling, Simon.'
'En dat is nog niet alles, ik heb gisteren met Koen, nadat we afscheid hadden genomen van Pia, een uitgebreid gesprek gehad over de advocatuur en ik heb hem aangeboden dat hij bij mij in de leer kan als toekomstig advocaat, dan kan hij straks langzamerhand alles van mij overnemen. Dus met andere woorden: ik ga me terugtrekken en wil meer vrije tijd.' 
Hij keek me veelbetekenend aan en vervolgde: 'Voor mezelf… en… eh… voor ons. Ik heb er meer dan vijfentwintig jaar hard werken opzitten en ik vind het welletjes en wil nu echt gaan genieten van het leven samen met jou.'
Hij keek me met een liefdevolle blik aan en ik voelde me warm worden van binnen.
'Dat vind ik een wijs besluit, Simon. We werken om te leven en leven niet om te werken, lijkt mij, maar had je daar aanvankelijk dan andere gedachten over?' vroeg ik.
'Ja, enige weken geleden dacht ik nog dat ik de laatste uren van m’n leven ambitieus zou slijten op mijn kantoor. Ik zou werken tot de dood erop volgde, al was het maar uit angst dat ik in een gat zou vallen als ik thuis zou gaan zitten.'
'Een ding kan ik je uit ervaring vertellen Simon. Het is even wennen aan het niet dagelijks meer in het gareel lopen maar als je eenmaal de smaak van de vrijheid te pakken hebt en niets meer moet dan kun je er volop van genieten. Aanvankelijk maakte ik me bezorgd dat ik misschien in een isolement zou raken maar nu kan ik me niets beters meer wensen. Het is kortom verrukkelijk zo’n vrijheid. En dan samen met jou dingen ondernemen en achter de geraniums zitten, lacht mij, zachtjes gezegd, wel toe.'
'Achter de geraniums zitten?' herhaalde Simon met opgetrokken wenkbrauwen.
'Een heerlijk tijdverdrijf, als je het maar intensief doet,' schertste ik.
'Oh, op die manier. Af en toe moet ik nog wat wennen aan je metaforen. Ik zag me al in gedachten als een bejaarde voor het raam zitten en verkommeren.'
'Wees daar maar niet bang voor.'
Simon keek op zijn horloge en stelde voor richting Zorgvlied te gaan. 'Ah, daar heb je Koen,' wees hij met zijn vinger in de verte.
 
Koen keek onze kant op, zwaaide naar zijn vader en liep ons tegemoet.
Simon stelde ons aan elkaar voor. 'Koen, dit is Attila mijn jeugdvriendin waar ik je over verteld heb.'
Koen knikte me beleefd toe. We gaven elkaar een hand, ik betuigde mijn medeleven met het verlies van zijn moeder en ik zag dat hij me nauwlettend gadesloeg. Voor mij stond een forse, brede jongeman met een vriendelijk gezicht en een paar diepliggende grijze ogen. Zijn hele gestalte straalde rust en betrouwbaarheid uit. Hier zou Simon zich wel op kunnen verlaten, binnen de advocatuur, dacht ik en knikte hem vriendelijk toe.
Met Simon in ons midden begaven we ons naar de aula van de begraafplaats. Daar waren inderdaad weinig mensen. Ik zag een paar oudere dames met rollators.
'Medepatiënten van het revalidatiecentrum van Pia,' fluisterde Simon.
Simon hield een korte toespraak over Pia’s leven en lijden en dankte de paar gasten voor hun aanwezigheid. Daarna sprak Koen zijn waardering uit over de gastvrije opvang als kind in het huis van zijn oom Simon en tante Pia nadat zijn moeder was verongelukt. Hij had een liefdevolle opvoeding gehad van hen, die zich als ouders over hem ontfermd hadden en hij was blij dat hij, dankzij hen, had kunnen studeren. Zijn tante was altijd als een moeder voor hem geweest en daar was hij haar zeer dankbaar voor.
De dragers van de kist stonden al klaar en de korte stoet zette zich in beweging richting graf. Zijdelings keek ik Simon aan. Ik zag z’n gezicht enigszins verstrakt en wit weggetrokken. Wat zou er in hem omgaan? Ik beroerde zijn hand en streelde hem even. Met een lichte druk beantwoordde hij mijn aanraking.
Het was een sobere plechtigheid. Na afloop werd er gecondoleerd en vertelden de dames met de rollators, onder het genot van een kop koffie, dat ze Pia een dappere vrouw hadden gevonden. Simon knikte bevestigend.
Simon nodigde Koen uit om nog wat te drinken en met z’n drieën liepen we richting terras.
'Hooguit een half uur want ik heb straks een afspraak,' zei Koen tijdens de korte wandeling.
'Dus jij gaat te zijner tijd de advocatenpraktijk van je vader overnemen,' zei ik glimlachend tot Koen toen we op het terras aan de Amstel hadden plaatsgenomen.
'Ja, het is de kans van mijn leven om me op deze manier op en in te werken. Ik zie er erg naar uit. Je zou eigenlijk kunnen zeggen dat m’n bedje gespreid is en daar ben ik mijn vader zeer erkentelijk voor.' 
Hij keek vol waardering naar Simon en vervolgde zijn blik op mij richtend: 'Ik hoop toch echt voor mijn vader dat er eens wat vreugde in zijn leven komt,' en zich tot Simon wendend: 'Ik heb me het laatste jaar best wel zorgen om jou gemaakt. Je hebt veel te hard gewerkt, het wordt tijd voor plezier en ontspanning. Vannacht heb ik nog eens alles op een rijtje gezet en nadat ik bekomen was van mijn verwondering, want ik had nooit gedacht dat je je praktijk aan mij zou willen overdoen, ben ik, nogmaals, heel erg blij met je aanbod. Je zult je niet voor mij hoeven te schamen, dat beloof ik je.' De laatste zin sprak hij uit op een droge humoristische toon.
'Ik ben blij dit van je te vernemen mijn jongen,' zei Simon quasi formeel op dezelfde vermakelijke manier.
Koen maakte een lichte buiging naar hem, stond op en stelde voor dat wij binnenkort eens bij hem op bezoek zouden komen. Hij zou dan voor ons koken en hoopte mij wat beter te leren kennen.
Die uitnodiging nam ik graag aan.
'Fijne jongen,' zei Simon en keek zijn zoon na. 'Hij is altijd wat ouwelijk geweest voor zijn leeftijd en uiterst serieus. Opvoedingsproblemen hebben we nagenoeg niet met hem gehad.'
We spraken nog wat na over Pia en de begrafenis en realiseerden ons ineens dat het al tegen vier uur liep. We hadden het nauwelijks uitgesproken of er draaide een zwarte Bentley het parkeerterrein op. Het portierraam zoefde omlaag en met een grote grijns op zijn gezicht stak Arend zijn hoofd naar buiten. De zonnebril die hij op zijn neus had schatte ik al gauw op een weeksalaris van de eerste de beste ambtenaar. Hij wuifde zuinigjes met zijn goud beringde vingers en stapte met veel zwier naar buiten.
'Wat een patser,' mompelde ik.
Het andere portier opende zich en daar hadden we Justine, nog ieler en fletser dan ik me kon herinneren van de vorige keer. Hoe was het mogelijk dat dit schriele meisje tot zulke vernietigende dingen in staat was. Ze verborg zich als het ware achter Arend die met grote passen op ons afliep en wiebelde trippelend als een schaduw achter hem aan. Het was een komisch gezicht. Arend in zijn maatpak, aangemeten door Nederlands duurste couturier, fantaseerde ik en Justine in een strak lila jurkje dat haar nog spichtiger maakte. Ze liep op hooggehakte schoenen waar ze licht op zwikte en kon hem amper bijhouden.
'Daar zijn we dan,' opende Arend het gesprek.
Justine gaf Simon drie kussen in de lucht en mij een slap handje zonder me aan te kijken.
'Het heeft heel wat voeten in aarde gehad om Justine hierheen te krijgen,' zei hij tegen ons en wierp een snelle blik op Justine en het ronde tafeltje waar wij aan zaten en vervolgde: 'Ga jij maar tussen je twee vaders inzitten, meid.'
Verbeeldde ik het me nou of zag ik Simon even verschrikt kijken. De hele situatie getuigde niet bepaald van subtiliteit en als ik zo naar Arend keek, was hij niet van plan om daar enige verandering in aan te brengen. Ik herinnerde me wat Simon me laatst nog door te telefoon had verteld: Arend is bikkelhard, emotieloos en op sensatie belust. Ik kon me er iets bij voorstellen. Hij een bezwaard geweten? Dat kon ik nu niet plaatsen.
'We zullen maar een fles champagne aan laten rukken, hè,' zei Arend die met een grotesk gebaar de ober wenkte en voor iemand iets kon zeggen op joviale toon bestelde: 'De beste champagne die je in huis hebt met vier glazen, beste kerel.'
Justine schoof zenuwachtig tussen Simon en Arend op haar stoel heen en weer en verborg haar gezicht achter haar steile lange haar. Ik kreeg bijna met haar te doen en kon me in een flits voorstellen hoe Simon zich levenslang had laten inpakken door een bepaalde kinderlijke aandoenlijkheid die ze uitstraalde. Als je haar zag, kreeg je een natuurlijke behoefte om te beschermen. Zeker als je in de veronderstelling was dat het je eigen dochter zou zijn.
'Alles voor de bakker met jullie?' was Arends populistische vraag en toen naar mij: 'Het is toch wat hè, zo’n dertig jaar later, jullie zullen elkaar wel heel wat te vertellen hebben gehad.'
Ik vermoedde dat hij op Isis doelde en ging zowat door de grond. Ik herstelde me razend snel en zei zo vaag mogelijk: 'Ja, het leven is soms vol verrassingen maar vertel eens Arend wat heeft jou er toe aangezet Frannekes dagboeken hier af te leveren.'
Ik had geen zin om me te laten intimideren.
'Dat zal ik je haarfijn vertellen, Attila, onze lieve schattige Justine wilde een smerig spelletje met ons, twee onschuldige vaders, spelen en aangezien ik niet wens dat er met mij gespeeld wordt en ik graag het heft in eigen handen neem en ik ook vind, ondanks mijn eigen oneindig doortrapte gedrag, dat Simon tot op heden het leeuwendeel heeft gehad, moet er maar eens een eind komen aan al dit mysterieuze gedoe.'
'Dat was me even een lange ademloze zin, Arend, maar je bent wel duidelijk,' zei ik lichtelijk sarcastisch.
Simon had al die tijd nog niets gezegd, keek eerst naar Justine en toen naar Arend en zei eenvoudig: 'En… jullie hebben de dagboeken meegenomen.'
'Jazeker, daar zijn we toch voor gekomen. Justine, laat zien, je wordt er rijkelijk voor beloond, het wordt tijd dat Simon met eigen ogen leest hoe je met al je goede bedoelingen in een Kafkaiaanse wereld verzeild kunt raken.'
Justine boog zich zonder iets te zeggen naar haar tas en legde met licht trillende handen drie boeken op tafel. Het eerste boek had een echt jaren vijftig uiterlijk. Donkerrood met goud op snee en een slotje dat was opengebroken en waarvan waarschijnlijk het sleuteltje allang kwijt was geraakt 1955-1968 stond er met grote letters op. Het tweede boek was zwart, groter en dikker van formaat dan nummer een en daarop stond 1969-1984. Ten slotte boek nummer drie, paarsgekleurd 1985-2000. Om alle boeken zat een zilverkleurige band alsof ze verzegeld waren.
Simon hernam het woord en zei redelijk koeltjes: 'Fijn dat jullie gekomen zijn en de boeken hebben meegenomen. Attila, zou jij ze in je tas willen stoppen dan zullen we ze wellicht een dezer dagen gaan inkijken.'
Ik kon wel juichen. Simon zou ze niet vanavond alleen gaan lezen maar samen met mij. Alles zou op het juiste moment plaatsvinden. Een opgelucht gevoel maakte zich van mij meester en ik stak de boeken in mijn tas. Het doel van Arend was duidelijk, hij wilde Justine hier openlijk voor schut zetten.
Ik had het nog niet gedacht of hij vervolgde op zijn inmiddels getapte toontje: 'En wat hebben wij Papa verder beloofd, lieve meid, dat wij uit de prostitutie gaan en dat wij niet onze centjes weg gaan geven aan Frankie de souteneur, meneer de ploert, want die hoeft er geen wieldoppen voor z’n pooierwagen aan over te houden, nietwaar Justine?'
Justine kreeg een rode blos zag ik door haar pieken heen.
'Ja, ome Arie,' piepte Justine.
'Nee, nu geen ome Arie meer maar zeg maar gewoon pappie tegen mij en kijk me aan als ik tegen je praat.'
'Ja, pappie,' herhaalde ze gedwee, streek een pluk haar uit haar ogen en richtte zich op.Toen zag ik haar gezicht pas goed en herkende dezelfde dicht bij elkaar staande oogjes die Arend ook had en hetzelfde bijna armoedige uiterlijk ondanks zijn dure pak. Zei mijn moeder zaliger vroeger al niet: al draagt een aap een gouden ring, het is en blijft een lelijk ding. Wat was dit voor rare vertoning. Waarom moesten wij getuigen zijn van zo’n soap en wat ging mij dit aan. Simons gezicht was uitdrukkingsloos. Wat ging er in hem om.
'Nou meid, dan overhandig ik je hier je beloning voor de dagboeken zoals we hebben afgesproken,' zei Arend op autoritaire toon.
Justine dook in de enveloppe, telde snel het geld na en begon te stralen: 'Oh pappie, meer dan ik gedacht had,' kirde ze op hoge toon.
Arend keek met een bijna valse blik naar Justine, wees met zijn vinger op een wang en commandeerde: 'kusje'.
Ze sprong van haar stoel en gaf hem een paar stevige zoenen. Arend keek ons aan en zei schouderophalend, Justine negerend: 'Kijk, dat bedoel ik nou, voor geld is alles te koop. Zelfs liefde maar het zegt verder niets. Simon, beste jongen, ik wilde je deze voorstelling laten zien om je de betrekkelijkheid van het leven te showen. Vorige week wilde ik naar een theaterstuk in New York gaan, dat zou me een flinke som geld gekost hebben. Ineens kwam het bij me op dat ik dit bedrag wilde besteden aan mijn eigen toneelstuk en daarin heb ik je laten zien dat ik niet vies van sensatie ben. Justine en ik zijn de hoofdrolspelers en jullie zijn mijn publiek.'
Simon rechtte zijn rug, haalde z’n hand door zijn haar en zei op ironische toon: 'Je hebt een, op z’n zachtst gezegd, eigenaardige manier van iets duidelijk maken, Arend, ik vond het wat pervers maar dat past wel bij jou en ik denk het hier bij te laten. Ik dank je hartelijk voor het aanschouwelijk onderricht en ik heb de boodschap begrepen.' Toen wendde hij zich tot Justine en zei eenvoudig: 'En voor jou al het goede, Justine.' Simon legde zijn handen op de mijne, keek me met een veelbetekenende blik aan en zei: 'Attila, zullen wij onze glazen ledigen, het wordt tijd dat we er vandoor gaan. Ik heb behoefte aan een wandeling langs de Amstel.'
We stonden rustig op en lieten Arend en Justine op het terras achter. Simon sloeg z’n arm om me heen, haalde een paar keer diep adem en zei: 'Wat een turbulente dag.'
'Hoe voel je je, Simon, na dit opgevoerde drama. Het lijkt erop dat Arend alles in scène heeft gezet.'
'Tja, dit is zijn grote lol, dat is mij inmiddels duidelijk geworden. Ik ben blij dat alles achter de rug is.'
'Ik vind trouwens dat je met weinig woorden precies hebt gezegd wat je ervan vond.'
'Veel was daar niet meer aan toe te voegen,' zei hij bedachtzaam.
'En hoe sta je nu tegenover Justine, het leek even op een afscheid voorgoed.'
'Daar heb je helemaal gelijk in, Attila, ik denk dat dit hele gebeuren past in mijn leven van dit moment, afscheid nemen en een uitgelezen boek dichtslaan.'
'Wat mij opviel, was de overeenkomst tussen Arend en Justine, dezelfde stand van de ogen en allebei dat schriele. Er valt bijna niet meer aan te twijfelen. Zonder dat we nog maar een woord in het dagboek gelezen hebben, is het voor mij duidelijk dat daar de werkelijke vader met zijn dochter zat.'
'Zo langzamerhand ben ik daar ook van overtuigd. Natuurlijk vond ik het sneu voor Justine wat er gebeurde en mijn eerste reactie was dat dit niet kan maar aan de andere kant neig ik nu naar: ze zoeken het maar uit. Met tussenpozen heeft Justine in inrichtingen gezeten en hebben vele psychiaters en therapeuten aan haar gesleuteld zonder enig resultaat. Er is geen goed garen met haar te spinnen. Ik heb jarenlang mijn best gedaan en mijn leven is er zelfs door op zijn kop gezet… Bij nader inzien schijn ik dus geen enkele nazaat op de wereld gezet te hebben.'
Eigenlijk was nu echt het moment aangebroken dat niets meer in de weg stond hem te vertellen dat hij wel degelijk een nakomeling had en wat voor één. Nu moest ik iets minder dan een etmaal mijn geduld bewaren.
Hij hield zijn pas in, keek peinzend voor zich uit, draaide zich naar me toe en bracht zijn gezicht dicht bij het mijne: 'Lief, het wordt tijd voor rust, bezinning en nieuwe dingen doen met jou. Om te beginnen, heb jij vanavond wat te doen of zullen we zo samen wat gaan eten?'
'Ik heb geheel de tijd aan mezelf dus laten wij ons verpozen.' 


Geen opmerkingen:

Een reactie posten