24 februari 2012

5

Ik kwam net bij Grimm vandaan. Het werd hoe langer hoe gekker met de hoogbejaarde dement wordende vrouw. Greta had weer iets in haar hoofd gehaald. 
'De jonge verpleger die me komt wassen, is verliefd op mij,' vertelde ze. Met een verheerlijkt gezicht deed ze het verhaal uit de doeken dat hij vandaag voor het eerst was gekomen. Toen hij de kamer binnenkwam had hij gezegd: Dag Mevrouwtje Grimm, lekker geslapen vannacht, ik ben Christiaan.
Op het eerste gezicht leek hij op haar grote liefde van 73 jaar geleden die ook toevallig Christiaan had geheten. 'Jou ken ik,' had ze gezegd, 'jij bent de man van mijn dromen, mijn Casanova, mijn Christiaan. Ik heb je gezocht mijn leven lang. Dankzij God heb jij mij eindelijk gevonden.' Ze had haar nachthemd omhoog getrokken en gezegd: 'Kus mijn borsten.'
Ik had quasi ontsteld gestameld: 'Maar mevrouw Grimm, dat kan toch niet.'
'Ja,' ging ze met een ondeugend gezicht verder, 'en weet je wat hij toen deed? Hij pakte het aangebroken pakje margarine, het merk waar ik vroeger de karbonaadjes in bakte en heeft me helemaal daarmee ingesmeerd en gemasseerd, eerst van achteren en toen van voren,' voegde ze er schalks aan toe. 'Wil je het verhaal nog verder horen?' Greta kon er niet genoeg van krijgen en vervolgde zonder mijn antwoord af te wachten: 'Hij schoof me op in bed, kleedde zich uit en is dicht tegen me aan komen liggen en… de rest vertel ik niet,' besloot ze ineens met vastberaden en uitgestreken gezicht.
Ik was lichtelijk onpasselijk geworden.
'Jij vertelt toch niets aan mijn vader en moeder hè buurvrouw,' fleemde ze.
'Nee mevrouw Grimm, ik zal zwijgen als het graf. Wat zal ik vandaag voor u meenemen, een broodje halfom?'
'Nee, doe mij maar zes washandjes, zes handdoeken, zes theedoeken, voor mijn uitzet.'
Wat moest ik met Greta, dit kon toch niet langer.
Thuisgekomen ging ik achter de piano zitten. Ik moest dat ding eens laten stemmen. Ik speelde en zong graag liederen van Schubert. 
Ihr Bild stond al uitnodigend op de muziekstandaard. 'Ich stand in dunkeln Träumen und start ihr Bildniss an,' zong ik, 'und das geliebte Antlitz heimlich zu leben begann.' Het lied eindigde eigenlijk in een tragedie: 'Auch meinen Thränen flossen, mir von dem Wangen herab. Und ach, ich kann es nicht glauben, dass ich dich verloren hab!' Na de dood van mijn vader kon ik die laatste regel niet meer met droge ogen uitzingen. Later, tijdens een onstuimige liefdesrelatie, had ik ooit samen met mijn uitverkorene de laatste zin veranderd in: 'Und ach, ich kann es nicht glauben, dass ich dich gefunden hab!' Ik werd altijd wat weemoedig van Schubert. Wat had die man veel gecomponeerd in zijn korte leven. Eenendertig jaar was hij slechts geworden en nog manisch depressief ook. Een leven van onbereikbare liefdes, dat was zijn lot. En dat alles vertolkt vanuit zijn melancholieke aard. De aria’s van Schubert en Mozart waren mij met de paplepel ingegoten. Al op vierjarige leeftijd zat ik bij mijn vader op schoot het notenschrift te leren. Ik kon eerder noten lezen dan het ABC. Toen ik eenmaal goed piano speelde begeleidde ik mijn vader, die tevens kerkzanger was. Op zondag stond mijn vader niet alleen op de kansel donderpreken te houden, maar zong ook alle psalmen mee tijdens de dienst. Na het avondeten en het gebed was het nagenoeg iedere dag raak: 'Attila, zullen we even zingen?' Dat betekende: ik achter de piano en hij jubel en juich. Vaders favoriet was die Zauberflöte van Mozart. In diesem heil’gen Hallen en O Isis und Osiris waren zijn lievelingsnummers, die hij met zijn zware basstem iedere keer weer op onnavolgbare wijze vertolkte. Moeder zat dan in haar crapaud met haar benen op een laag tafeltje gestrekt te breien, met een verzaligde glimlach om haar lippen. Zij, Dora, was gelukkig met de simpelheid van het leven: huis, haard, ik aan de piano en haar Theo, die: 'der Vogelfänger bin ich ja' ten gehore gaf. Ik herinner me mijn moeder als een oase van rust. Een houding van ogenschijnlijke meegaandheid alsof ze tegen mijn vader wilde zeggen: jij bent de baas in huis, als je maar doet wat ik zeg. Wanneer ik, op zomerse dagen tijdens het O Isis und Osiris naar buiten keek en mijn gedachten afdwaalden naar ludiekere dingen, ik wilde eigenlijk liever op straat ravotten met m’n vriendjes, kreeg ik een licht corrigerende speelse tik van mijn vader tegen mijn paardenstaart. Kijk op je bladmuziek, let op, wilde hij daarmee zeggen. Dat gaf me altijd een dubbel gevoel: aan de ene kant een enorme aanslag op mijn ingeboren vrijheidsgevoel, verdomme ik moet… altijd… ik had toch liever buiten willen spelen… Aan de andere kant schuld en schaamte. Hoe kon ik nou zo denken, mijn ouders die toch zo goed voor mij waren, ze hadden alles voor me over en het beste met mij voor. Hier werd iets in de kiem gesmoord. Iets dat zich later zou uiten in rebellie.
Eigenlijk had ik wel zin om een terrasje te pakken, maar eerst wilde ik even langs Isis gaan.
'Wat sluit jij je op hier met dat warme weer kind,' viel ik haar werkplaats binnen.
'Zoals je ziet hard bezig. Het is een van m’n grote werken, een beul van een kachel.' Ze duwde haar laskap omhoog en moest even aan de andere lichtval wennen. Ze zag er wat vermoeid en bleekjes uit.
'Een zonnetje zou je anders wel goed doen, meid.'
'Wel zin, geen tijd.'
'Problemen?' vroeg ik aarzelend. Ik kende haar langer dan vandaag. Ze kon zo snel aangebrand reageren als de vraag haar niet zinde. Sinds Isis het huis uitging elf jaar geleden, konden we met elkaar lezen en schrijven. Er was een bepaalde vanzelfsprekendheid weggevallen, die ons beiden goed had gedaan. Ze moest zelfstandig worden en voor zichzelf zorgen, vond ze. Eigenlijk was ik het daar roerend mee eens. Aanvankelijk miste ik haar wel, maar van een 'legenestsyndroom' was geen sprake. Bovendien werkte ik nog. Het was een gezonde actie, zowel voor haar als voor mij. Isis kon zeer onstuimig en rebels worden als haar iets dwars zat. Wee degenen, die haar op dat moment nabij waren. Zij kregen de volle laag. Haar sprekende ogen, dezelfde kleur als die van Simon, werden dan zo groen als smaragd.
'Si madre, muchos problemas.' Ze was net enige maanden met Spaanse les bezig. 'Ik vertel je hoe de vork in de steel zit, maar ik heb geen enkele zin om me te moeten verantwoorden, hoor. Luistert en huivert,' voegde ze er op de voor haar zo typisch Isisiaanse wijze aan toe. 'Ik ben verliefd op een vrouw, ze is vijfenveertig en heeft een kind van de spermabank.'
Zo dat was er uit. Moest ik nu beduusd gaan kijken of ontsteld vragen of dat wel verstandig was?
'Fijn voor jou, lullig voor Marjolijn.'
Ze liet haar stoere houding wat zakken. 'Zoals je wellicht gemerkt zult hebben erger ik me de laatste tijd nogal aan haar.'
Ja, dat was me opgevallen.
'Toen wij vorige week bij je kwamen logeren, dacht ik nog dat het wel zou veranderen. Ik vraag me af wat er eerder was: m’n verliefdheid op Floor, of m’n irritaties naar Marjolijn. Het loopt zo’n beetje parallel denk ik. Floor is de mooiste vrouw op de wereld ma,' zei ze enthousiast.
Dat had ik wel eerder gehoord.
'En een passie, ongekend.'
'Weet Marjolijn ervan?'
'Tuurlijk, je denkt toch niet dat ik dat stiekem doe. Ik heb het haar verteld en ook gezegd dat ik niet meer op onze gerenoveerde woning terug zal keren. Zij mag hem houden.'
'Ik vind het wel erg resoluut en snel besloten kind.'
'Je hebt me altijd geleerd: het leven is zo kort, maak er wat van, het gaat er niet om wat je doet, maar hoe je ‘t doet.'
Dat was zo, dat had ze goed in haar oren geknoopt.
'Dus, mijn besluit staat vast. Het wordt weer eens tijd voor verandering.'
'Hoe voelt Marjolijn zich?'
'Ze is er beroerd aan toe maar uit zich, zoals gewoonlijk, moeilijk en als ze iets zegt is het precies op de verkeerde plaats en de verkeerde tijd. Bovendien, toen ik twee maanden geleden een paar dagen in Madrid was naar die expositie van Abel Jimenez, is ze vreemd gegaan met Anna, omdat ze zich zogenaamd zo eenzaam voelde en dat pik ik niet. Ben ik koud twee dagen weg, ligt mevrouw in de armen van die trut.'
Ik begreep het. Het mannetjesdier in Isis was dus 'op haar pik getrapt' en had haar oog op iemand anders laten vallen.
'Welnu, mijn zegen heb je,' zei ik theatraal en aaide haar glimlachend over haar hoofd.
'Is het goed dat ik enige tijd op je zolder blijf wonen, totdat ik een nieuwe stek heb gevonden? Je zult geen kind aan me hebben en ik verwacht dat ik vaak bij Floor zal zijn.'
'Ik zal het in beraad nemen,' zei ik met een knipoog. 'En Marjolijn, wat gaat zij doen?'
'Die moet het haar ouders nog vertellen en hoopt daar te mogen logeren tot de woning klaar is en anders laat ze zich maar weer lekker troosten door An-na,' zei ze, met de klemtoon op het laatste woord.
'Zullen we dan nu toch maar even van het zonnetje genieten en een Westmalle drinken op het terras,' stelde ik voor.
'Even ontspannen kan inderdaad geen kwaad. Ik ruim de boel op en ik sluit voor vandaag lekker af.'
Dat leek me een uitstekend idee.


Geen opmerkingen:

Een reactie posten