06 februari 2012

23

Op maandagochtend ga ik graag naar de Noordermarkt die al zo lang ik me kan herinneren de lapjesmarkt wordt genoemd. Kleren koop ik sporadisch en als ik wat tegenkom, is dat doorgaans tweedehands en lekker ingedragen. Bovendien houd ik niet van mode. Zo gauw iets in is, is het voor mij uit. Dat geldt ook voor meubilair en alles wat mijn interieur siert. Vroeger leek m’n huis wel een museum. Schilderijen met gouden lijsten hingen aan de muur en het stond vol curiosa en snuisterijen. Destijds had ik de hele boekencollectie van m’n vader geërfd en dat was een goede reden om wat meer ruimte te creëren. Ik had veel spullen weggedaan en het was wat rustiger geworden binnenskamers. Op de terugweg naar huis besloot ik, lopend over de Prinsengracht, even langs Isis te gaan die waarschijnlijk in haar atelier in de Rozenstraat aan het werk was. Ze keek blij verrast op toen ik voor haar neus stond.
'Volgens mij ben je aan het maandagochtendscharrelen, ma.'
'Ja, maar niet geslaagd. Ik ben op zoek naar kardinaalrood velours om de twee oude stoelen te bekleden die aan tafel staan. Natuurlijk ben ik weer nét niet de kleur tegengekomen die ik mooi vind. Ik dacht, dan ga ik m’n dochter even met een bezoekje vereren. Kom ik gelegen?'
'Ik heb op dit moment geen spoedklussen, dus ik kan me wel een uurtje vrij maken. Zin in koffie?'
'Daar was ik net aan toe. Hoe was je weekend met Floor, zonder Maarten?'
Het gezicht van Isis betrok onmiddellijk.
'Ik heb natuurlijk nog de staart van Maarten mogen meemaken, denkende dat dat joch al naar die ex was waar hij pas de volgende dag naar toe ging. Volgens mij wordt Maarten een moedermoordenaar. Vooral als die moeder op zo’n manier met hem door blijft gaan.'
'Op wat voor manier is dat dan?'
'Floor was in de keuken aan het eten koken en ik keek even naar een actualiteit op de televisie waar ik in geïnteresseerd was. Komt dat kreng voor m’n neus in z’n roze tutu het Zwanenmeer dansen.'
Isis maakte een pirouette en maakte duidelijk hoe dat eruit gezien moest hebben. Ik schoot in de lach. Het was een plastische voorstelling.
Ze vervolgde: 'Ik zei tegen hem dat hij uit m’n beeld moest gaan. Hij zette de muziek nog harder en bleef rustig doorspringen. Weer voor m’n neus. Mijn handen jeukten, kun je je dat voorstellen? Dus ik nog eens hard en duidelijk: Maarten nu even niet, ik kijk naar de televisie. Wat denk je wat hij doet? Hij zette de tv uit. Ik was razend.'
'Daar kan ik me wat bij voorstellen.'
'Ik pakte hem bij z’n arm, gaf hem een slinger en zette het beeld weer aan. Hij huilend af naar de keuken. Z’n tutu hing inmiddels op z’n knieën. Kwam Floor op hoge poten, met dat loeder op haar arm, de kamer binnenstormen. In plaats dat ze eerst aan mij vroeg wat er gebeurd was, kreeg ik de wind van voren. Ik zou die idioot geslagen hebben. Maarten lachte me gluiperig uit met een gezicht van de grote overwinnaar. Ik dacht, ik smeer ‘m. Hier kan ik absoluut niet tegen. Maar toen ik m’n jas aantrok begon ze weer te vleien en me over te halen om in ieder geval mee te eten.'
'En dat heb je gedaan.'
'Ik dacht, ik geef het nog een kans, maar m’n verhaal is nog niet uit. Tijdens het eten ging ze Maarten, die zich naar haar als baby opstelt, voeren. Ik wist niet wat ik zag, ze houdt hem zo klein. Na het eten zei ik dat het tijd voor hem werd om naar bed te gaan. Nee, uiteraard mocht hij in het weekend een uurtje langer opblijven. We gingen afwassen en toen ik de kamer binnenkwam zat hij naar de Teletubbies te kijken.'
'En toen deed jij de televisie uit,' sprak ik m'n vermoeden uit.
'Juiste conclusie. In het kader van: wie niet horen wil moet maar voelen, weet je ook eens wat het betekent als jou zoiets overkomt ventje. Ik drukte op de knop. Einde Teletubbies.'
'Met als gevolg hek van de dam.'
'Nou en hoe! Hij wilde met z’n X-beentjes tegen m’n schenen schoppen. Ik heb hem bij zijn kraag gepakt en hem als een pakketje monster zonder waarde in de keuken afgeleverd en gezegd dat dit de allerlaatste keer was geweest dat ik hem wilde zien. Wat een ergernis.'
'En wat zei Floor?'
'Die zei helemaal niets. Ze zijn naar zijn slaapkamer gegaan en daar is ze een uur gebleven. Volgens mij heeft ze het boek van Moeder de gans van voor naar achteren en van achter naar voren uitgelezen. De volgende dag bracht ze hem naar haar ex, maar toen lag ik nog in bed.'
'En verder was het wel gezellig?' zei ik wat ironisch.
'Ja, er is toch iets wat me erg aantrekt in Floor. Ik kan niet zeggen wat maar misschien is het die koele ongenaakbaarheid van haar die ik leuk vind en me ook uitdaagt. En dat alles in tegenstelling tot Marjolijn die zich als een volgzame hond naar mij opstelde. Daar werd ik op den duur beroerd van. Ze bevestigde alles wat ik zei en gaf nooit eens lekker tegengas.'
'Over Marjolijn gesproken, hoor of zie je haar nog weleens?'
'Weleens? Ik ben er inmiddels aan gewend maar ik kom haar nagenoeg dagelijks tegen. Ze duikt zomaar overal op. Volgens mij wacht ze me ergens op en volgt me dan. Zeer geraffineerd trouwens. Wat dat betreft is het een aanhouder.'
'En dat allemaal zonder woorden?'
'Ja, nadat ik haar heb gezegd dat het definitief afgelopen is, zwijgt ze als het graf maar staart me met een wit gezicht en grote holle ogen aan. Ik heb me voorgenomen er geen aandacht meer aan te besteden dan slijt het vanzelf wel.'
'Wat ben jij mild, zo ineens.'
'Ach ja, het is ook een schepsel gods,' zei Isis spottend, 'zolang ze me niet aanspreekt of echt lastig valt, laat ik het maar zo.'
'Als je het niet voedt, gaat de lol er wel vanaf, lijkt mij.'
'Dat mogen we hopen, ja. Ik kan me bijna niet meer voorstellen dat ik ooit nog met haar samen heb gewoond. Ze zou een nagel aan mijn doodkist geworden zijn.
'Nou nou, je lijkt je grootvader wel. Dat kreeg ik geregeld naar mijn hoofd geslingerd toen ik me als lastige puber afzette tegen het ouderlijk gezag. Hij bezigde nogal wat gevleugelde uitdrukkingen.'
'Noem er eens een paar, ma.'
'Het begon al met toen ik heel klein was. Dat wil ik niet was mijn nogal regelmatige kreet. Waarop je opa zei: Jouw wil staat achter de deur met een grote stok.
'Die zouden ze nu ook weer eens in moeten voeren als er zo’n klein mormel staat te drammen. En dan gelijk een mep voor die brutale kop. Ik zal deze binnenkort aan Floor meedelen,' zei Isis met een vals lachje.
'Dan heb ik nog een leuke voor je: De broodkruimels steken je. Dat kreeg ik te horen als ik iets te min vond.'
'Die kan ik ook gebruiken. Wacht even, ik ga ze opschrijven, daar kan ik Floor een groot plezier mee doen,' vervolgde ze, 'vertel op, ma, welke nog meer?'
'Als ik iets aan het overdrijven was, zei hij: Je moet het huisje bij het schuurtje laten. En dan nog zo’n fraaie: Met jou is het water naar de zee dragen. Daarmee wilde hij zeggen, dat het toch allemaal geen zin had met mij.'
'Was opa dan zo negatief? Die indruk heb je me nooit echt gegeven.'
'Vooropgesteld, het was een fantastische vader maar het moest altijd wel op zijn manier gaan. En dat was lastig. Als kind was ik bijzonder afhankelijk van het humeur van mijn vader. Als hij van zijn werk kwam en ik spelend op straat naar hem uitkeek, zag ik al in de verte hoe zijn bui was. Hing zijn aktetas recht en strak omlaag, dan was het niet zo best. Maar kwam hij zwaaiend met zijn tas de straat inschieten dan beloofde het een beste middag te worden.'
'Volgens mij was opa niet bepaald het zonnetje in huis.'
'Nee, dat kun je wel zeggen. Hij was een humeurig man, gauw ontstemd en doorgaans zwaarmoedig van aard. Vader de pessimist, noemden mijn altijd optimistische moeder en ik hem. Dus met andere woorden, hij was zeer bepalend voor de sfeer in huis en zag het liefst dat je zou leven volgens zijn beeld en gelijkenis. En dan natuurlijk dat geloof. In aanleg had hij een vrije en creatieve geest maar God en gebod maakten hem tot een dogmatisch man. Dat heb ik altijd jammer gevonden.'
'En oma, hoe ging zij daar dan mee om?'
'Tja, mijn moeder was van een heel ander kaliber. Altijd vrolijk en nooit klagen. Haar vaak herhaalde kreet was: Komen de tijden, komen de plagen. Niet dat ze nou zo’n zieltje-zonder-zorg was maar ze was de sterk relativerende factor in huis. Ze was zeer stellig in haar uitingen. Als ze iets vanzelfsprekend vond, zei ze: Dat is opgelegd pandoer.
'Eigenlijk herken ik me zowel in opa, als in oma. Aan de ene kant de diepgang en aan de andere kant het wegwuiven van problemen. En de kwajongen uithangen, heb ik van jou geërfd,' voegde ze eraan toe.
'Ja, dat kun je wel zeggen. Je oma zei altijd: Attila, je bent een echte straatrover. Mijn grootste genot was om met jongens uit de buurt een groot vuur te maken en met zelfgemaakte fakkels van krantenpapier door de straten te rennen.'
'Adrienne, of toen Adje, je vroegere buurjongen eh… meisje deed daar zeker niet aan mee, hè?'
'Nee, die stond aan de kant toe te kijken. Die vond dat te eng. Mijn dag kon niet meer stuk als mijn poppenwagen op straat mocht met de poppen erin. Zo gauw ik de hoek om was en mijn moeder me niet meer kon zien, gooide ik de poppen uit de wagen en ging er zelf inzitten. Dan commandeerde ik mijn respectievelijke vriendje, Adje bijvoorbeeld, het wagentje te duwen zo hard hij kon.'
'Arme Adrienne.'
'Welnee, hij/zij vond dat prachtig. Net als jij was ik een wildebras. Dagelijks kapotte knieën, geschaafde armen van het klimmen en klauteren. Aan het einde van de straat begon het buitenleven. Het landje, heette dat. Daar mocht ik absoluut niet heen van mijn ouders want zo verluidde het, er liepen op de Ringdijk allerlei enge mannen, kinderlokkers, pedofielen, gluurders en potloodventers, de zogenaamde exhibitionisten. Maar al het verbodene lonkt. Zo ook bij mij. Op het landje ging ik met een paar vriendjes graag gluren. Dan zagen we latente homofielen die eindelijk hun kans schoon zagen het met andere mannen te doen. Als ik daar vertoefde, bekroop me een louche en onveilig gevoel maar de spanning werd daardoor juist groter. Ook slopen we naar verboden plaatsen en waren getuigen van een man die masturberend een vrijend paartje aan het begluren was. Met kloppend hart volgden we de gehele voorstelling.'
 'Kun je je anders nog herinneren, ma, dat we door de Oeverlanden bij het Amsterdamse Bos fietsten en daar achter de struiken mannen te voorschijn schoten om te kijken of er wat te versieren viel. Ik zal een jaar of zes zijn geweest. Toen ik vroeg wat ze daar deden, zei je: Die mannen spelen in hun eldorado woestijnratje, Isis. Ze kijken graag naar iedereen die langs loopt en soms trekken ze een ander ratje in hun holletje. Ik dacht destijds nota bene dat ze tot een bepaalde kaboutersoort behoorden.'
Ik moest lachen toen ze me eraan herinnerde. 'Zo gingen mijn jeugdvriendinnetje Liesje en ik, ergens begin jaren vijftig, op een dag naar de rosse buurt. We hadden gehoord dat daar vrouwen in hun badpak achter het raam zaten. Dat vonden we wel wat vreemd aangezien het hartje winter was. Er werd geheimzinnig over gedaan en het waarom was ons niet duidelijk. Daarom besloten Liesje en ik op onderzoek uit te gaan. Op de Zeedijk zouden we het wonder kunnen aanschouwen. Daar zagen we niet wat we verwachtten. Teleurgesteld en verkleumd wilden we naar huis. We staken de Wallen over en daar wachtte de beloning. Ze zaten niet in hun badpak maar in een vreemd soort ondergoed dat ik nog nooit eerder had gezien en behoorlijk bloot met zulk koud weer. Wat een aanstelsters, vonden we. En dan die rode lampjes, de kerst was toch al voorbij? Wat deden ze daar, vroegen we ons af. Thuis kon ik het niet vragen want ik wist dat we op verboden gebied waren geweest totdat Adje ons vertelde dat het hoeren waren die mannen kietelden. Zo’n man stak dan zijn piemel tussen de billen van de vrouw. Ik had er geen notie van dat een plassertje van een jongen er anders uitzag dan van een meisje. Ik bleef het raar vinden. Waarom deden ze dat dan? Niemand kon me het antwoord geven.'
Ik werd overvallen door dat ouwe grijze jarenvijftiggevoel van saaiheid en verveling. Bij ons thuis kwamen er bijna nooit mensen over de vloer. Mijn vader hield daar niet van. Mijn moeder had haar VVV -vereniging voor vrouwen-. Daar ontmoette ze haar vriendinnen. Ze nam ze nooit mee naar huis. Als mijn moeder contributie ging ophalen bij een vrouwelijk lid dan moest ik mee. Ik herinner me de ellenlange uren waarin mijn moeder in gesprek was met zo’n vriendin op straat, in een trapportaal, of in een portiek. Ik, als vijfde wiel aan de wagen verveelde me stierlijk en jengelde aan moeders mouw trekkend: Mama, gaan we nou eindelijk weg?… 
Stil kind. 
En maar eindeloos kletsen over de Gruyters snoepje van de week met iedere week een nieuwe verrassing, of over watergruwel als toetje, of het heerlijke koekje janhagel en gestampte muisjes op de boterham. Met lodaline moest je je handen en je haar wassen. Verveling werd toen een bekend fenomeen in mijn leven. Mama, mag ik buiten spelen, ik verveel me zo. De dagen van grauwheid, het absoluut niet weten wat te doen. Het dralen, talmen, darren. De troosteloze zondagen waar geen eind aan kwam.
'En een antwoord heb je er ooit op gekregen,' onderbrak Isis mijn gemijmer.
'Eh, wat?'
'Dat zo’n plasser van een man er anders uitziet dan van een vrouw natuurlijk.'
'Ja, daar ben ik in de loop der tijd wel achtergekomen,' grinnikte ik, 'mijn eerste confrontatie was toen ik elf jaar was. Ik had een vriendinnetje op school die al zeer jong wilde experimenteren op seksueel gebied. Ze vertelde me dat ze met jongens neukte op het landje. Ik had nog nooit van dat woord gehoord, laat staan dat ik wist wat het was. Ze zou me weleens aanschouwelijk onderricht geven. Die middag gingen Cora en ik naar het landje. Daar had ze afgesproken met Rudi, die al een jaar of dertien, veertien zal zijn geweest. Toen hij zijn gulp openmaakte en zijn piemel liet zien, dacht ik dat het zijn vinger was. Cora lag al met haar onderbroek afgestroopt op haar hielen in een kuil en hij kroop op haar en dat wipte wat heen en weer. Of ze het echt deden, heb ik nooit geweten. Na een paar minuten ging hij van haar af, keek mij aan en zei: Attila, nu ben jij aan de beurt. 
Ik geloof dat ik nog nooit eerder zo hard en bevend naar huis ben gerend. Ik was er als de dood voor.'
Isis schoot in de lach: 'Dus jij moest er toen niks van hebben. Mij hebben die piemels nou nooit kunnen bekoren, vreemd hè, eigenlijk. Zou dat echt te maken hebben met het feit dat ik nooit een vader heb gehad?'
'Heb je dat probleem al bij Floor neergelegd, uiteindelijk is zij psychologe, dus zal zich hier ook wel in verdiept hebben,' ontweek ik haar vraag.
'Daar is het nog niet van gekomen maar het is een aardige optie. Ik ga het eens over mijn vaderloze jeugd hebben. Trouwens, even wat anders, heb je nog afgesproken met die Simon?'
Waarom nu deze rechtstreekse vraag nadat ze iets zei over haar vaderloze jeugd. Wat was dat voor een onbewuste associatie?
'Ja, morgen hebben we afgesproken en dan gaan we er een leuk dagje van maken,' zei ik wat terughoudend.
'Weet je dat ik Simon best weleens wil zien. Ik ben benieuwd hoe zo’n jeugdvriendje van je zich heeft ontwikkeld.'
'Laten we een ding afspreken, lieve kind, ik zal hem binnenkort uitnodigen en dan zul je hem ontmoeten.'
'Mag ik vragen of het wat wordt tussen jullie?' hield ze aan.
'Je hebt het al gevraagd maar ik denk dat je op mijn leeftijd niet meer in dat soort termen denkt, bovendien is het heel vriendschappelijk en heeft Simon een echtgenote,' zei ik wat stug.
'Toch maak je me, raar genoeg, nieuwsgierig. Ik heb het al eerder gezegd, je doet anders dan normaal. Ik kan er niet echt de vinger op leggen.'
Nu moest dit onderwerp maar eens afgelopen zijn. Ik voelde me bijna in het nauw gedreven. Op dit moment werd het mij duidelijk dat ik niet lang meer moest wachten met mijn onthulling. Het begon behoorlijk te drukken.
'Er zijn momenten dat dingen op hun plaats vallen,' zei ik raadselachtig. 'Ik ga eens even verder en laat jou met je werk.'
'Oké, ik moet weer voort. Woensdag kom ik een paar daagjes bij je boven wonen als het goed is.'
'Gezellig, kom je dan ook 's avonds eten?'
'Graag.'

Op weg naar huis kreeg ik een vreemd paniekgevoel. Waarom had ik niet meteen nadat ik Simon had ontmoet gewoon tegen Isis verteld hoe de vork in de steel zat. Door mijn eigen zwijgen had ik me in de nesten gewerkt. Ik wist dat ik niemand iets te verklaren had maar werd niet goed van m’n eigen gedraai. Aan de ene kant voelde ik me een huichelaar, aan de andere kant moest ik niet overdrijven.
Voordat ik naar mijn eigen huis ging, wilde ik even naar Greta Grimm kijken. Het bed was leeg en het zag ernaar uit dat ze haar woning had verlaten.Thuisgekomen hoorde ik haar nicht op mijn antwoordapparaat. Ze had Greta meegenomen voor een weekje naar de Veluwe. Ziezo, dat was nog eens een leuk uitstapje voor haar. Van dat jarenlange vegeteren werd je niet vrolijk.
Ik ging naar mijn laptop. Ha, een mail van Simon.

Lieve Attila,  
Nog even op de valreep een mailtje van mij. Er zijn verrassende ontwikkelingen gaande. Allereerst heb ik Justine voorgesteld het dagboek aan mij te verpatsen. Ze stond niet eens raar te kijken, sterker nog, ze reageerde alsof ze het verwachtte. Ze zou er over nadenken en over de prijs moet nog ''onderhandeld" worden. Je kunt je niet voorstellen wie mij vanmorgen belde: Arend. Hij wil me op korte termijn ontmoeten omdat hij me iets belangrijks te vertellen heeft wat niet door de telefoon kan, zei hij. Ik heb maar meteen vanmiddag om vier uur met hem afgesproken en heb sterk het vermoeden dat het met Justine en/of Fran te maken heeft want ik zou niet weten waar het anders over zou moeten gaan. Als ik Arend gesproken heb, bel ik je. Dat zal vanavond zijn. Ik hoop dat je thuis bent en anders spreek ik wel in op je antwoordapparaat.  
Liefs Simon

Ik keek op mijn klok en kon mijn nieuwsgierigheid nauwelijks bedwingen. Raar dat Simon en ik ons geen moment sinds de begrafenis van Franneke hadden afgevraagd wat Arend daar deed. Misschien was het een kennis van Franneke gebleven, bedacht ik nu. In Ierland was ze met hem opgetrokken maar zij was hem daar ook kwijtgeraakt, had ze gezegd. Dit ging ik nu ernstig in twijfel trekken. Arend had op mij destijds geen enkele indruk gemaakt. Zijn tent stond toevallig naast die van Simon en verder kenden zij elkaar niet. Ik vond het een onbeduidend klein mager mannetje. Hij had een paar uitgekiende oogjes en hield alles goed in de gaten. Een soort ratje om te zien dat, zoals hij zelf als leuk grapje op de begrafenis van Franneke had gelanceerd, de mensen het vel over de oren trok. Dat geloofde ik graag. Vaag herinnerde ik me dat hij toen medicijnen studeerde en omdat zij mij nooit meer iets over hem had verteld, was ik hem vergeten en wist nog amper van zijn bestaan af. Wat zou Arend aan Simon te vertellen hebben?
Het was net zes uur geweest. De laatste uren waren wat koortsachtig verlopen en ik draaide de klok zo scherp mogelijk eenendertig jaar terug. Het popfestival. Beelden van Simon en mij drongen zich op. Hij en ik, alleen oog voor elkaar. De buitenwereld bestond niet meer. Mijn opluchting dat Franneke en Arend elkaar hadden ontmoet zodat ik me niet meer met haar bezig hoefde te houden. Ik herinnerde me dat ze me extreem enthousiast had getroost toen ik Simon niet meer kon vinden en kon nog de weerstand voelen toen ze me tegen zich aantrok. Dat vond ik niet aardig van mezelf. Ze had immers het beste met me voor. Daarna die maanden van claimen alsof zij de toekomstige vader was. Haar bijna belachelijke bezorgdheid die me ontzettend benauwde. Als het aan haar had gelegen, had ik nooit meer de deur uit mogen gaan. Je moet aan je kindje denken, Attila, zei ze me keer op keer. Langzamerhand had ik me tijdens mijn zwangerschap van haar teruggetrokken. Naarmate dat gebeurde, drong zij zich hoe langer hoe meer op. Tot die fatale sinterklaasavond. We waren uitgenodigd voor een feestje bij vrienden. Zij speelde Sint Nicolaas en had al een flinke slok op. Om beurten moesten we bij de goed heilig man komen. Ik natuurlijk op schoot. En omdat ze voelde dat ik afstand had genomen, zette ze me ongelooflijk voor schut en plein public en deed een moralistisch boekje open over hoe ik me moest gedragen: Jij moet altijd je zin hebben, jij bent gemakzuchtig, jij wil nooit water bij de wijn doen, dat vindt de goede Sint niet leuk, Attila! 
Ze gedroeg zich naar mij, alsof we een oud getrouwd sikkeneurig stel waren en eigende zich alle daarbij behorende rechten toe. Na het gezellig avondje vertelde ik haar zonder omwegen dat ik het gehad had met haar. 
Kiezen we voor het vertrouwen of wantrouwen? had Franneke, die inmiddels wat ontnuchterd was, gevraagd.
Ik kies met jou nergens meer voor. Dit was onze laatste avond samen. Ik wil je in ieder geval niet meer zien, ik heb mijn buik vol van je.
Was dat maar waar, probeerde ze het nog met een dubbelzinnige opmerking recht te trekken.
Toen ik thuis kwam overviel me een gevoel van bevrijding en verlossing. Ter plekke werd ik me haar beklemmende aanwezigheid van de laatste maanden bewust. Het zal wel met mijn zwangerschap te maken hebben gehad maar ik had het laten gebeuren. Er waren nog een paar weken te gaan, niet wetende dat Isis te vroeg geboren zou worden, en ik snakte naar een bevalling zonder de aanwezigheid of bemoeienissen van Franneke. Vanaf dat moment werden haar liefdevolle gevoelens in rancune omgezet…
De telefoon onderbrak mijn gemijmer.
'Dag Attila, met Simon, heb je vanmorgen nog m’n mail ontvangen?'
'Ja zeker, hoe was je gesprek met Arend?'
'Wat ik al dacht, het ging over Justine. Ze heeft naar Arend gebeld nadat we het over het dagboek hadden gehad en Arend ijskoud voorgesteld dat hij voor het dagboek kan gaan bieden. Het lijkt wel een veilingstuk.'
'Waarom zou Arend bieden en wat moet hij in godsnaam met het dagboek van Franneke?' vroeg ik.
Ik vermoedde dat er nu een ander raadsel opgehelderd zou worden.
'Arend vertelde dat hij door de jaren heen, naast zijn talrijke vriendinnen, een sm-relatie had gehad met Fran en zij had ooit beweerd dat hij de vader van Justine was. Omdat hij er niets van wilde weten, heeft hij het kind nooit als zodanig geaccepteerd, sterker nog hij walgde ervan. Met het dreigement: als je hier ooit nog iets over zegt, wil ik je nooit meer zien, heeft hij haar levenslang de mond gesnoerd. Toen ik hem vroeg wat hij zelf dacht over zijn wel- of niet-vaderschap haalde hij ongeïnteresseerd zijn schouders op en vertelde onbeschroomd over zijn extreem egoïstische levenshouding waarin geen plaats was voor een vaste partner en zeker niet voor een kind. Hij kwam bij hen nu en dan als Ome Arie over de vloer. Justine wist niet beter. Ik was haar vader en Arend een willekeurige oom. Hij vond het best en Fran heeft het zo gelaten.
Justine heeft onlangs haar dagboek voor het eerst gelezen en daarin heeft ze van a tot z de ware toedracht over haar bestaan en werkelijke vader vernomen. Daarin schijnt Fran haar hele leven tot in de details te hebben beschreven en is Justine tot besef gekomen dat de dingen anders zijn dan ze lijken. Ze zal gedacht hebben, de hoogste bieder wint. Ze zal gelezen hebben over jouw vermeende dood, met alle daarbij behorende leugens, en ze heeft gezien dat jij en ik elkaar weer hebben ontmoet en gesproken op de begrafenis. Ze zal zich hebben gerealiseerd dat het nog kort dag is eer alles zal uitkomen. Toen belde ik op over dat dagboek. Waarom zou ik daar nu ineens iets over willen weten, zal ze gedacht hebben. Daarna heeft ze Arend ingeschakeld omdat hij er een rol in speelt, namelijk die van de werkelijke vader. Althans als het zo is zoals ik nu vermoed dat het is. Ingewikkeld hè.'
'Het is een complex verhaal Simon maar ik kan het uitstekend volgen. Ik heb het vermoeden dat je er niet veel naast zit maar hoe ervaar jij het, zoals het schijnt, dat Justine ineens niet meer jouw dochter is?'
'Als zeer pijnlijk. Laatst hebben we het daar nog uitgebreid over gehad en suggereerde je al dat ik rekening moest houden met het feit dat ze niet mijn dochter is. Het heeft mij toch tot denken gezet en eigenlijk was ik er daardoor al min of meer op voorbereid. Als ik me dit ooit eerder had gerealiseerd, was me een hoop ellende bespaard gebleven. Het verbaast me nu niet echt meer maar wel de manier waarop, dat Arend dus…'
'Maar wat is de reden dat Justine, voor een hoger bedrag, het dagboek aan Arend zou willen verkopen als hij zich toch allang emotioneel gedistantieerd had?' viel ik hem in de rede.
'Tja, dat is het spel van Justine. Ze schijnt nu, dom genoeg, Arend en mij tegen elkaar uit te willen spelen. Uiteraard om geld. Daarbij heeft ze mijn naam genoemd als zijnde haar vader die bij nader inzien haar vader niet is en denkt hem daarmee te kunnen chanteren. Dat is tegelijkertijd Justines naïviteit, denken dat ze het slim aanpakt en niet verder kijken dan haar neus lang is. Ze zal nooit gedacht hebben dat Arend er niet op in zou gaan of contact met mij hierover zou opnemen. Ze dacht er alleen een slaatje uit te kunnen slaan maar Arend laat zich niet voor dit karretje spannen.'
'Maar, even resumerend, Franneke is destijds zwanger geraakt van Arend en heeft het op jouw conto geschreven. Wat mij daarin zo verwondert, is dat zij mij nooit in al die maanden een woord over Arend heeft verteld. Ik wist niet beter of ze had hem nooit meer gezien na Ierland. Vervolgens vraag ik mij af: Wat is het voordeel voor Arend om jou op te bellen en je hiervan in kennis te stellen?'
'Op de eerste plaats, haar dagboek is duister te lezen. Zolang we ons daarvan persoonlijk niet op de hoogte hebben gesteld, kunnen we ons waarschijnlijk geen exact beeld vormen. Op de tweede plaats is Arend absoluut sensatiebelust, hij ziet dit als een van zijn uitstapjes. Je houdt het niet voor mogelijk, Attila, hoe bikkelhard en emotieloos hij over zijn leven sprak. Zeer openhartig vertelde hij in vogelvlucht over zijn vele jeugdmissers waardoor hij uiteindelijk tot een megalomane schavuit is uitgegroeid. Hij verheft zich letterlijk en figuurlijk boven de grote massa, vindt hij zelf, na zijn zeer gehavende verleden. Bovendien bekleedt hij een machtspositie in verband met zijn beroep. Alle rijke dames van Amsterdam en omstreken zijn bij hem in behandeling om zich mooi te laten maken. Zoals je weet, heeft hij een bloeiende praktijk in de plastische chirurgie. Ik vermoed dat je het ongetwijfeld met me eens zult zijn. Uiterlijk stelt hij weinig voor maar hij moet het hebben van zijn reputatie en grote rijkdom waar veel vrouwen gevoelig voor zijn. Verder kijkt hij op alles en iedereen neer.'
'Vanaf het begin had ik al niet zo’n hoge pet van Arend op. Hij heeft nooit enige indruk op me gemaakt vandaar dat ik hem volledig vergeten ben. Maar heeft hij verder nog iets verteld over zijn relatie met Franneke?'
'Jazeker. Ik vroeg hem of zij hem ook had gechanteerd. Hij kreeg een valse lach op zijn gezicht en met een: Je denkt toch niet dat mij dat zal overkomen, gaf hij weer hoe in die relatie de kaarten geschud waren. Ze was als de dood voor hem. Zij was zijn slaafje en zij moest offers brengen. Zowel voor hem als voor zichzelf. In al haar weerloosheid gaf ze daar aan toe en projecteerde vervolgens haar frustraties volledig op mij. Ik kan me wel voor mijn kop slaan dat ik me zo heb laten misbruiken,' voegde hij er bitter aan toe.
'Tja Simon, ieder moment moet rijp zijn om geplukt te worden. Voorheen heb je het je niet gerealiseerd of wilde je het niet geloven. Voor jou is nu het moment aangebroken. Blijf niet teveel stilstaan bij het verleden met al zijn pijn en teleurstellingen.'
'Ik wil je daar morgen alles over vertellen, niet nu door de telefoon. Het heeft te maken met de meest pijnlijke gebeurtenis in m’n hele leven, mij aangedaan door Justine. Verschrikkelijk hè, maar als ik het je verteld heb en het hele gebeuren van het dagboek achter de rug is, gaan we het vieren.'
'We maken er een feest van,' zei ik dubbelzinnig.
Er viel straks heel wat te vieren en ik vervolgde: 'Blijft overeind, wat wil jij, willen wij/jullie nou met dat dagboek.'
'Daar moeten we het nog uitgebreid over hebben. Ik heb met Arend afgesproken dat ik hem binnenkort zal bellen nadat ik alles heb laten bezinken en het met jou heb besproken. Arend had geen goed woord voor Justine over, hij zei: Dat varkentje zal ik wel even wassen, dat uitgekookte loeder, dat kreng, wat denkt ze wel. 
Ik begin me nu eigenlijk echt af te vragen wat zijn belang is, buiten de sensatie om.'
Dat vroeg ik mij ook af. We wensten elkaar een prettige avond en zouden elkaar morgen zien. Mijn eerste gedachte was dat Justine, als ze het dagboek had gelezen, nu moest weten dat Isis de dochter van Simon en mij was. Ik ging er van uit dat Franneke dat opgeschreven had in haar dagboek. 
De tijd drong. 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten