14 februari 2012

15 Intermezzo

Het Negen gangen Menu

Adrienne woonde in de Koningsstraat. Rond het borreluur zouden we daar zijn. 
Isis stelde voor om te lopen, in plaats van de motor te nemen, wat me geen gek idee leek. Konden we tenminste een drankje extra drinken, bovendien was het daar moeilijk parkeren.
Adrienne had een piepklein huisje, drie kleine schattige kamertjes met veel tierelantijnen en prullaria en een opkamertje.
'Welkom in mijn stulpje, Attila, en is dit je dochter Isis? Leuk dat jullie er zijn.'
Olivier was er al en veerde blij op gevolgd door Anemie, zijn bruinwit gevlekte jachthond, die vrolijk kwispelstaartend om ons heen sprong. Hij omhelsde ons en riep opgetogen: 'Ha lieverds.'
Isis had een mooie Spaanse Jumilla wijn meegenomen en ik, zoals beloofd, een fles Kahlua voor bij de koffie. We werden voorgesteld aan nog twee personen, Babs en Hugo, kennissen van Adrienne. Ze zagen er beiden uit, alsof ze net uit bad kwamen, natte haren, schone kleren en glad geboend.
'We komen net onder de douche vandaan,' verklaarde Babs, een klein blond dikkertje, ten overvloede haar kapsel.
'Interessant,' merkte Isis op.
We schoten met zijn allen in de lach.
Babs had een zachtmoedig uiterlijk, treurende ogen, groot uitgevallen, vochtige lippen en een teruggetrokken kinnetje. Het vlees vanaf de onderkant van haar kin liep lillend door naar haar borst. Ik wist zeker dat Victor, de astroloog, Vissen ascendant over haar gezegd zou hebben. Na mijn spoedcursus astrologie bij hem vond ik het leuk de twaalf tekens van de dierenriem te kunnen typeren. Een mens geboren onder het teken Vissen, waar Neptunus de heerser van is en parallel loopt met het twaalfde huis, staat erom bekend dat hij zich het leven, zoals zijn element betaamt, als water door de vingers laat glippen. Ik was benieuwd.
'Ja, we hebben vanavond twee extra gasten aan tafel. Ik dacht waar er vier eten, kunnen er ook zes van mijn uiterst culinaire kookkunst genieten,' zei Adrienne met een bevallige glimlach terwijl ze Isis en mij aankeek. 'Ik ken ze vanuit de tijd dat ik bijna dagelijks langs een bankje liep aan de Geldersekade waar ze zaten te schaken. Was het niet in het voorjaar?'
Babs en Hugo knikten bevestigend.
'We mochten mee-eten maar moesten ons eerst ontdoen van vlo en luis,' zei Hugo grinnikend.
'Daar heb je hém weer, onze bestrijdingsdienst voor ongedierte,' meesmuilde Babs.
'Hoe vinden jullie onze nieuwe kleren? Gekregen van onze gastvrouw.' verklaarde Hugo zijn broekspijpen op hoog water en het te strak zittende jurkje van Babs.
'Alle heren en dames zin in een portje,' stelde Adrienne verstolen glimlachend voor en schonk de glazen vol.
Olivier ging naast Isis zitten en die twee waren meteen in gesprek.
'Slapen jullie bij het Leger des Heils of op straat?' vroeg ik en keek naar beiden.
'Soms ga ik naar het HVO oftewel Hulp Voor Onbehuisden maar met dit mooie weer slaap ik graag buiten. Mij moeten ze niet opsluiten op zo’n zaal met allemaal boeren- en schetenlatende snurkers om me heen. Daar word ik niet goed van,' gaf Hugo als commentaar.
'En dan al die zweetvoeten van die tien dagen ongewassen sujetten, niets voor mij,' vulde Babs hem aan.
Ik kon het me voorstellen. Mijn interesse was zoals gewoonlijk gewekt, zeker nog een overblijfsel van mijn journalistieke loopbaan. Buitengewoon nieuwsgierig was ik naar hoe iemand nou in godsnaam zijn huis kwijt kon raken en in zo’n toestand komen. Dat waren vaak schrijnende verhalen.
Adrienne stond in de keuken te kokkerellen en kwam zingend de kamer binnen: 'Jullie nemen toch nog zelf wel een glas, hè. Port of wijn, wat je wil. Attila, zou jij mij straks op de piano willen begeleiden met een pas ingestudeerd nummer? Jullie hebben de primeur. Het is een lied uit mijn nieuwe cabaret genaamd Najaarsdroom waar ik een jaar aan gewerkt heb.
'Dat lijkt mij in ons aller belang niet slecht en bovendien zitten we eerste rang,' merkte Olivier op.
Ik glimlachte bevestigend en Adrienne wervelde weer naar de keuken gevolgd door Babs, die vroeg of ze kon assisteren.
'Wat mij nou intrigeert, is hoe jij op straat terecht bent gekomen, Hugo, je bent toch niet van het ene op het andere moment zwerver geworden lijkt mij,' wilde ik weten.
Hugo keek me aan met zijn diepliggende dicht bij elkaar staande ogen, dat hem iets dierlijks gaf, alsof hij zijn oren niet geloofde. Hij was lang en pezig, had ingevallen wangen, borstelige wenkbrauwen en zag er strijdlustig uit. Ik schatte hem rond de veertig.
Hij verklaarde onmiddellijk zijn verbazing: 'Ach, als je geïnteresseerd bent, wil ik je daar wel over vertellen, meestal kan het mensen geen fluit schelen. Het is een proces van jaren geweest. Al vroeg was ik geïnteresseerd in alles wat met vliegtuigen te maken had. Ik knutselde hele Fokker Friendships in elkaar. Piloot wilde ik worden dat stond vast. Mijn ouders waren niet onbemiddeld en hadden een goede toekomst voor mij in petto. Studeren zou ik totdat mijn moeder op zekere dag tegen me zei: Als jij later een goede baan hebt, jongen, dan moet jij voor mij zorgen als ik oud ben.
Het was onmiddellijk voorbij. Piloot wilde ik niet meer worden en ik wenste me zeker geen goede baan. Alleen al bij de gedachte werd de druk me te zwaar en mijn moeder op m’n nek leek me het ergste wat me kon overkomen. Ik kon dat mens niet luchten of zien. Vaak kreeg ik, terwijl ik me van geen kwaad bewust was, zomaar met de vlakke hand een pets voor mijn kop.
Samen met mijn vriend Pieter, waar ik eigenlijk niet mee om mocht gaan omdat hij "beneden onze stand" was, begaf ik me op het verkeerde pad. Alles wat ik deed en liet schoot bij mijn moeder in het verkeerde keelgat. Ik kon niets goed doen in haar ogen. Ze noemde me een nietsnut. Mijn vader zweeg in alle talen, die bemoeide zich nergens mee. Thuis aten we macrobiotisch. Met Pieter ging ik me te buiten aan kroketten en frikadellen uit de muur.'
Hugo pauzeerde even en nam een slok wijn. Isis en Olivier hadden hun gesprek gestaakt en luisterden belangstellend mee en Babs ging met een schaal kleine hapjes rond.
'Specialiteit van het huis’,' riep Adrienne vanuit de keuken.
Hij vervolgde zijn verhaal. 'Toen ik de leeftijd van dertien jaar had bereikt, was ik niet meer te houden. Ik ondermijnde moeders gezag, zei ze geregeld en toen ze me voor de zoveelste keer een harde por gaf met haar beruchte zegelring, gaf ik haar zo'n lel terug dat ze van de trap aftuimelde. Ik had het gedaan natuurlijk, ik moest naar het internaat, daar zou ik een heropvoeding krijgen.
Na een half jaar liep ik weg want die pedofiele fraters konden met hun poten niet van me afblijven. Gore pisnichten waren het. Ze zaten voortdurend achter me aan. Ik was het zat. Ik ging zwerven.'
'Je was pas dertien toen je ging zwerven?' onderbrak ik zijn relaas.
'Ja, en het gekke was dat ik niet beter wist. Voor mij was het leven een grote leugen.'
'En kon je dan niet bij familie of kennissen terecht?' vroeg Isis.
'Jawel, tijdelijk. Bij tante Tilly, een zus van mijn moeder en alcoholiste van beroep, werd ik liefdevol opgevangen. Ze gaf me onderdak. Samen met haar ging ik "groene mannetjes" vangen als ze weer een delirium had. Zij had in ieder geval het beste met mij voor maar op een avond toen ze een stuk dope in m’n jaszak vond, kon ze de verantwoording niet meer aan en overlegde met m’n moeder. Binnen tien minuten stond de overvalwagen van de politie voor de deur en werd ik als crimineel -geboeid- afgevoerd. M’n vijftiende verjaardag vierde ik in de gevangenis.'
'God zal me bewaren, het zal je maar gebeuren,' mompelde Olivier.
'Dat kun je wel zeggen. Het vertrouwen in de mensheid werd er in ieder geval niet beter op,' verzekerde Hugo ons en hervatte zijn geschiedenis. Voor galg en rad groeit hij op, hoorde ik via omwegen mijn moeder zeggen. Wie had dat ooit gedacht die leuke, vrolijke kleuter met die schattige blonde krulletjes, dat lieve onbevangen jongetje, zei die lelijke heks, die verraadster, die bedriegster. Was ze maar doodgevallen van de trap destijds. Eigenlijk heb ik nooit en nergens meer kunnen aarden. Voortdurend werd ik weggejaagd en niet goed bevonden. Stempel... afgekeurd... uit. Ik moest me met bedelen en stelen in leven houden.'
Adrienne kwam weer de kamer binnen, had de laatste zinnen opgevangen en zei op sussende toon: 'Behalve nu lieverd, hier zul je nooit weggejaagd worden, onthoud dat goed en als je niets te eten hebt dan is hier altijd nog wel een lekker hapje voor je.'
Hugo was duidelijk geïmponeerd en aangedaan door zijn eigen woorden. 'Dank je wel op voorhand maar wat ik nog het ergste heb gevonden is het volgende. Op een van mijn strooptochten kwam ik Pieter tegen. In jaren niet meer gezien. Ik wist niet wat ik zag: perfect in het pak, net overhemd. Geflankeerd door twee keurige heren. Ze voerden diepzinnige gesprekken over de Dow(n)Jones en de AEX. Pieter had het ver geschopt in zijn leven. Hij was effectenmakelaar geworden en deed alsof hij me niet zag. Hij negeerde me en schaamde zich voor mij. Ik volgde hem nog een tijdje. Telkens keek hij schichtig achterom. De schijtbak, klerelijer, kloothommel, zakkenwasser,' eindigde hij zijn verhaal.
'Nou nou, een beetje minder kan ook wel Hugo, mijn fijnbesnaarde wezen is niet bestand tegen zoveel verbaal geweld,' reageerde Olivier quasi geshockeerd.
'Daar kan ik me in vinden,' vulde Adrienne aan, 'in dit huis wordt niet gescholden, daar ben ik mordicus tegen.'
'Dan hebben jullie mij nog nooit gehoord. Volgens mij kun je er nog kwaad om worden, Hugo, en terecht,' reageerde Isis betrokken, 'soms moet je even stoom afblazen en dan let je niet altijd op je woorden.'
'Wat heet kwaad. Razend kun je beter zeggen. Het ontbrak er nog maar aan dat de haan niet driemaal kraaide. Ik heb me zeer verloochend gevoeld en nog wel door hem, mijn beste vriend van toen.'
'Ik heb het gevoel Hugo dat de dingen jou min of meer zijn overkomen. De ene na de andere tegenspoed. Als je dat als kind al gebeurt, lijkt me dat geen leuke start om het leven mee te beginnen,' zei Babs meelevend. 'Bovendien, schelden vind ik nooit zo erg, je moet eens horen wat er allemaal in het HVO voor taal wordt uitgeslagen maar persoonlijk hou ik niet van vloeken, de naam van de Heer mag je nooit zonder eerbied gebruiken.'
'Willen jullie aan tafel gaan dan kom ik met het eerste gerecht,' stelde Adrienne voor en nodigde ons uit naar de eetkamer. We gingen in optocht naar het andere vertrek, daar stond een feestelijk gedekte dis, wit damasten tafellaken met bijbehorende gesteven servetten en mooi tafelzilver.
'Ik zit hier, dicht bij de keuken, jullie kunnen je eigen plaats uitzoeken,' zei ze.
'Adrienne, je hebt jezelf overtroffen, het ziet er fantastisch uit,' zei Olivier en liet waarderend zijn ogen over de ronde tafel heen dwalen. Hij hield van mooie dingen waaruit zorgzaamheid en zorgvuldigheid sprak, wist ik.
Adrienne straalde. Soms kreeg ik een déjà vu. Dan kwam Adje, die kleine ongelukkige jongen van vroeger, voor mijn geestesoog naar binnen zweven.
Bij ieder bord lag een menu.
'Jesus, Adrienne, wat ben jij van plan, ik lees hier een negengangenmenu, dat heb ik in jaren niet meegemaakt. We lijken wel de ridders van de ronde tafel,' zei Hugo met een kinderlijk verheugd gezicht.
'Met het oog op de ingetogenheid, de kluizenaar, de negende kaart van de tarot, heb ik gezocht naar verfijning. Waar de ascetische heremiet zijn eigen zoektocht houdt, is dit een queeste op culinair gebied,' betoogde Adrienne.
'Gang nummer één. Het beste is niet goed genoeg voor mijn gasten van vanavond. Laat het u allen smaken.' Ze bracht een toost uit en we klonken.

  I ENTREE DE LA MAISON
toast met een merkwaardige paté van wild zwijn

'Verrukkelijk,' genoot Isis, 'het doet me denken aan onze kerstdiners van vroeger, daar heb ik heerlijke herinneringen aan. Met andere woorden Adrienne, ik voel me hier thuis en nogmaals proost.'
'Dames en heren van een goed leven. Ik heb een idee. Wat hadden jullie ervan gedacht als we om beurten een stuk uit ons leven vertellen of een fantasieverhaal, lijkt me ook leuk. Het kan dramatisch of anekdotisch zijn. Net hoorden we het droevige verhaal van Hugo, ik ben benieuwd naar jullie relaas,' stelde Adrienne voor.
'Een lumineus idee, heeft iemand er bezwaar tegen als ik onmiddellijk van wal steek?' reageerde Babs en haalde diep adem.
'Niet in het minst,' meende Olivier.
 'Ik ben zo stom geweest om me letterlijk en figuurlijk een oor aan te laten naaien. In tegenstelling tot Hugo ben ik er met open ogen ingetrapt en hij heeft me uitgekleed tot op het bot,' onthulde Babs. 'Vorig jaar had ik mijn baan opgezegd omdat ik een erfenisje had gekregen van mijn vader die, na een lang ziekbed, als laatste van de familie was overleden. Ik wilde een wereldreis maken van dat geld, iets wat al jarenlang in mijn achterhoofd zat. Met een halve ton op zak meende ik wel ver te komen. Geld speelt geen rol, dacht ik, en begon mijn avontuur in Zuid-Amerika. Prachtige dingen gezien. Is er iemand weleens in Vuurland geweest? Schitterend! Daar waan je je niet meer op deze wereld. Van daaruit vloog ik naar Australië en Nieuw-Zeeland en toen naar Azië. In India kwam ik toevalligerwijze in een negorij terecht en laat ik daar nou de Grote Liefde van mijn leven ontmoeten, dacht ik.'
'Moslim, Boeddhist of Hindoe?' vroeg Isis.
'Hindoe.'
'Tweede gang, lieve gasten,' interrumpeerde Adrienne.
Ik las op mijn menu:

II BOUCHEE DU PRINCESSE
pasteitje van kippenragout, vermengd met verse paddestoelen en witte wijn

'Wat een feest,' riep Hugo opgetogen uit, 'ik ben gek op pasteitjes, die at ik vaak bij tante Tilly op feesten en andere gelegenheden.'
'Ik weet wel wat jij lekker vindt jongen maar ga door met je verhaal Babs,' spoorde Adrienne aan.
'Hij scheen de held van het dorp te zijn en stond in hoog aanzien vanwege zijn uitzonderlijke intelligentie. Ook deed hij wonderen en genas mensen op afstand, althans dat vertelde hij.'
'En jij geloofde dat allemaal?' vroeg ik.
'Waarom zou ik daar aan twijfelen, ik geloof nog steeds in de goedheid van de mens. Hij vertelde me dat hij stapelgek op me was. Ik ben weliswaar twintig jaar ouder dan hij maar dat maakte hem niets uit en mij ook niet. Hij zei dat het karma ons namelijk bij elkaar had gebracht.'
'Wat bedoelde hij daarmee in vishnu’snaam,'  vroeg Isis bij wijze van kwinkslag,
'Wet van oorzaak en gevolg, weet je wel,' zei Babs, lichtelijk op haar tenen getrapt. 'Je hebt oude en jonge zielen en hij vertelde mij dat wij oude zielen waren en dat we elkaar daarom hier op dit moment ontmoet hadden.'
'Hoe heet die ouwe ziel van jou?' vroeg Isis met enige spot in haar stem en schonk de glazen nog eens vol.
'Soi Bobo,' antwoordde Babs, 'er was echter een maar. Niemand mocht iets van onze verkering weten en zeker zijn familie niet. Ik moest bijvoorbeeld altijd een halve meter achter hem lopen en we mochten elkaar in het openbaar absoluut niet aanraken, laat staan kussen. Alles moest stiekem. Ik had best wel begrip voor deze situatie want ik wilde niet dat hij uit zijn familie zou worden gestoten om mij. Ik nodigde Soi Bobo uit om mee te gaan naar Nederland. Daar had hij wel oren naar maar hij had geen rooie cent. Nou dat was geen enkel probleem want dat had ik. Dus gaf ik hem geld voor de reis en stortte nog eens 25.000 gulden extra op zijn rekening want hij moest aan het consulaat laten zien dat hij geld had om weg te kunnen en Nederland in te mogen. Uiteindelijk werd alles geweigerd, volgens mij door allerlei bureaucratische regeltjes. Het was een grote teleurstelling voor ons want ik moest alleen naar huis om orde op zaken te stellen omdat ik drie maanden weg was geweest. Er zat ook al een flink gat in mijn erfenis. Soi Bobo en ik belden of mailden elkaar dagelijks, ik had namelijk m’n laptop bij hem achtergelaten. Hij schreef me liefdesgedichten en liet me weten dat hij van ons geld een ashram had opgezet. De mensen in het dorp hadden hem tot goeroe uitgeroepen. Ik zou zijn rechterhand en raadgeefster worden, sprak hij. Hij vond dat hij goddelijke gaven had en het karma had hem verteld dat hij op weg naar verlichting was. Het leek hem een goed idee dat ik hem vanaf dat moment Swami Bobo zou noemen. Er moest nog wel wat geld komen voor ons goede doel. Ik heb hem flinke bedragen toegeschoven.'
'Maar kind dan toch en dat allemaal in het kader van de grote goddelijke liefde,' opperde ik. Ongelooflijk dat iemand daarin kon trappen.
'Je moet toch ergens in geloven en kunnen vertrouwen, was mijn idee,' verdedigde Babs zich wat pinnig. 'Op een gegeven moment kwam ik er achter dat ik nog maar zes maanden van mijn geld zou kunnen leven op de manier zoals ik het deed. Ik besloot een ticket te kopen en naar mijn Bobo, pardon Swami Bobo, te gaan. Ik dacht daar te gaan wonen en zou me ter beschikking stellen aan mijn goddelijke goeroe. We zouden een imperium scheppen, had hij bedacht. Toen hij er echter achter kwam dat ik bijna door mijn geld heen was en er dus niets meer te plukken viel, draaide hij om als een blad aan een boom en liet me weten dat ik onmiddellijk de ashram moest verlaten omdat ik een slechte westerse uitstraling had. Ik snapte er helemaal niks van, begrijpen jullie dat?'
Ineens gaf Babs haar tranen de vrije loop en kwam alle frustratie van de laatste maanden er uit. 'Toen ik volkomen ontgoocheld in Nederland terugkwam, stond de deurwaarder voor mijn neus. Ik had geen saldo meer en de rekeningen van de creditcards en cheques, die ik niet had uitgegeven, kwamen in dozijnen binnenstromen. Tot overmaat van ramp had ik een gigantische belastingaanslag omdat er iets met de erfenis niet goed was verrekend. Om een lang verhaal kort te maken: Ik werd mijn huis uitgezet, alles werd verkocht en ik stond berooid op straat.'
'En die cheques heeft die snotneus van een Jan-Lul-Bobo zeker allemaal van je gejat,' veronderstelde Isis met een gezicht van: dié is gek.
'Ik had hem nota bene nog zo vertrouwd,' snotterde Babs, 'ik heb geen enkel zakelijk inzicht en zal het nooit krijgen ook.'
Adrienne reikte een zakdoek aan en sloeg een arm om haar heen: 'Rustig maar kindje,' zei ze en klopte zachtjes op haar schouder.
'Ik zou die etterbak een flinke rotschop verkocht hebben of een kogel in z’n reet hebben geschoten maar dit had ik nooit gepikt,' riep Hugo verontwaardigd.
'Als iemand je op de rechterwang slaat, keer hem dan ook de andere toe, staat in de bijbel,' jammerde Babs door.
Hugo: 'Aan m’n zolen, grienebalk.'
'Daar gaan we weer,' kreet Adrienne melodramatisch, 'dames en heren het wordt tijd voor de derde gang, bent u er klaar voor?'

III POTAGE A LA ADRIENNE
lichte tomaten-crèmesoep met een toefje peterselie

'Welk een heerlijkheid, Adrienne, wat een verwennerij,' zei Olivier verrukt en richtte toen het woord tot Babs die zich enigszins had hersteld: 'Nu ben je derhalve volkomen bankroet?'
'Ja, het is niet te geloven, ik heb geen rooie cent meer. Een uitkering krijg ik niet omdat ik die erfenis heb gehad. Bovendien, als ik maar iets op m’n rekening zou hebben staan, krijg ik alle schuldeisers op mijn nek van de niet betaalde creditcards. Ik sta als het ware met m’n rug tegen de muur en moet me met bedelen overeind houden. Ik kan niet van de wind leven en teer dus eigenlijk op de giften en gaven van de voorbijgangers.'
'En hij lekker de blits maken in dat dorp van hem met jouw geld,' kon Hugo niet nalaten eraan toe te voegen.
'Ja, en geen instantie kan me verder helpen. Ik kan niets bewijzen en ze bemoeien zich doodleuk nergens mee.'
'Dat is bekend,' bromde Isis, 'de overheid bemoeit zich altijd met dingen die haar niet aangaan maar bekommert zich verder nergens om.'
'Nou kind, ik hoop dat er nog andere tijden voor je komen,' zei Adrienne en schepte de soep op onze borden. Vervolgens keek ze mij aan: 'Attila, nu jij, jij hebt vast iets leuks te vertellen.'
'Ja hoor, ik wil wel een fragment uit mijn gekleurde verleden naar boven halen. Ik was begin twintig. De jaren vijftig hadden we gelukkig achter ons liggen. Uit pure compensatie en om uit die grijsgrauwe sleur te breken, stortte ik me in het uitgaansleven. Kroeg in, kroeg uit, stond als eerste op m’n lijst. Drinken: de lust van m’n leven. De wilde wijventijd was aangebroken. In die tijd draaide ik rond in een kringetje van kunstenaars, semi-kunstenaars en intellectuelen. Een scènetje van veel pathetisch gepraat, gedrevenheid en geëxalteerdheid met natuurlijk een maximum aan drank.’
Hugo keek ons stuk voor stuk aan en gaf meteen z’n commentaar: 'Jullie houden je allemaal met een vorm van kunst bezig, behalve ik, maar ik ben een
kunstenmaker en dat is al een kunst op zich.' Hij moest lachen om zijn eigen woorden en wij ginnegapten wat mee. 'Behalve jij Babs, jij bent een geval apart,'
kon hij niet nalaten te zeggen: 'hoe zou jij jezelf willen noemen?'
'Ik ben een Christen, ik heb m’n naaste lief als mezelf,' zei ze pathetisch, 'God komt bij mij boven alles.'
'Jesus, dacht ik het niet,' bromde Hugo en keek naar mij met een gebaar van: heden aan u.
Ik vervolgde mijn verhaal: 'Al gauw hadden we het predikaat van langharig werkschuw tuig. Zo was er Willem Waterman, alias Willy van der Heide, alias Willem van den Hout, schrijver van beroep, bekend van de Bob Eversserie. Hij had het rauwe uiterlijk van een zeebonk met zijn grote snor en kapiteinspet op. In die tijd leefde hij op een schip. Dagelijks peddelde hij met z’n bootje door de grachten en meerde dan aan bij een bootterras aan de Prinsengracht waar ik en m’n vriendinnen in het zonnetje aan het borrelen waren. Vloekend kwam hij aan en vloekend met bulderende lach vertrok hij weer. Geregeld ergerden we ons aan zijn gescheld en getier. Naarmate de alcohol vloeide, ontstond er een kakofonie van woorden, een crescendo van blaaskakerij en gelal, een ware terreur. In de verte zagen we Willem alweer aan komen tuffen. We besloten hem een lesje te leren. De nietsvermoedende Willem verankerde zijn bootje en stapte: Godverdomme middag dames loeiend op het terras, begon met overslaande stem te oreren en werd meteen door een paar potige meiden vastgegrepen. Vervolgens rukten we hem het hemd van zijn lijf en scheurden de broek van zijn kont en gooiden de heftig tegenspartelende Willem in de gracht. Z’n kleren erachter aan.
Zo droop hij af met een zwaar onthutst gezicht en uitgelachen door al die pimpelende dames op het terras. Het temperde enigszins zijn seksistisch gelul.'
'Werd jij zo’n ruige meid later, Attila,' vroeg Adrienne. Zij herinnerde zich mij nog als de brave domineesdochter.
'Nou dat valt eigenlijk wel mee. Het had meer te maken met de tijdgeest, provoceren en tegen heilige huisjes aanschoppen hoewel, als je het vergelijkt met nu, zat er eigenlijk weinig kwaad bij. In die tijd vond ik jonge mensen veel inventiever. Is natuurlijk niet zo gek want wij moesten alles ontdekken. Niets nieuws onder de zon eigenlijk maar toch waren er allerlei vernieuwingen. Ik erger me weleens aan de tegenwoordige geestelijke gemakzucht van de meeste jonge mensen. Ze hebben het allemaal op een presenteerblaadje aangeboden gekregen, op de eerste plaats van hun ouders, dus je kunt het ze geeneens kwalijk nemen. Maar ik zie weinig originaliteit.'
'Pas jij maar op met je uitspraken Attila,' zei Olivier schertsend, 'straks word je er nog van beschuldigd dat je niet meegaat met je tijd. Onze ouders begrepen ons ook niet, zeiden wij. We hebben te maken met het bekende generatieconflict. Dat is ons lot,' zuchtte hij.
'Dan is het nu tijd voor de vierde ronde, hier is geur en kleur op elkaar afgesteld,' zei Adrienne en stond op om naar de keuken te gaan.
'Laat mij eens even lezen wat de vierde gang is,' zei Isis:


  IV SAUMON ROYALE DE LA SPICHT
  zalm met een perfecte mosterdsaus en verse peperkorrels
 

'Het kan niet op,' opperde Hugo, 'heerlijk zo’n avond, daar kan ik nou echt van genieten.'
'Dat is het voordeel van de armoedzaaiers onder ons, de geneugten des levens ga je weer meer waarderen,' vulde Babs aan.
Terwijl Adrienne de zalm op de borden uitserveerde, Olivier de fles Chablis opende, die hij speciaal voor bij de vis had meegenomen, vroeg Isis wat de la Spicht betekende.
Adrienne vertelde in een paar woorden over haar broodmagere familie en vond het leuk om Spicht als pseudoniem te hebben, het deed haar weer aan die zogenaamde goeie ouwe tijd denken. 'Ik heb het als een verwerkingsproces gezien en daar is ook mijn cabaret op gebaseerd maar dat moeten jullie straks in het theater komen bekijken. Daarin probeer ik de illusie van het leven te doorbreken, door het inlassen van verklaringen en ballades. Hierbij wil ik de toeschouwer tot objectief oordelen uitnodigen of zo je wil, uitdagen. Ik onthul en bekritiseer graag en verklap jullie deze avond mijn lied.
'Ik ben er erg benieuwd naar, Adrienne,' zei Isis, 'trouwens de zalm smaakt verrukkelijk en die mosterdsaus is van eigen hand, proef ik.'
Adrienne kon de waardering wel appreciëren en knikte bevestigend. 'Het lijkt me een goed idee om tussen de maaltijden door mijn lied te zingen. Het is van Hanns Eisler, met tekst van mijn favoriete Bertolt Brecht. Attila, zullen we dan maar?'
Adrienne nam me uitnodigend bij de hand en vlinderde naar de piano die ook in de eetkamer stond.
'Het nummer heet: Der Sohn,’ onthulde ze.
Ik zette het eerste akkoord in om de toon aan te geven en Adrienne zong met gezwollen stem:

Mein junger Sohn fragt mich: Soll ich Mathematik lernen?
Wozu? möchte ich fragen. Dass zwei Stück Brot mehr ist als eines: Das wirst du auch so merken!

Mein junger Sohn fragt mich: Soll ich English lernen?
Wozu? möchte ich fragen? Dieses Reich geht unter und reibe du nur mit der flachen Hand den Bauch und stöhne und man wird dich schon verstehen!

Mein junger Sohn fragt mich: Soll ich Geschichte lernen?
Wozu? möchte ich fragen. Lerne nur deinem Kopf in die Erde zu stecken, dann wirst du vielleicht übrig bleiben. Ja! Lerne Mathematik, sag ich, lerne English, ja lerne Geschichte.


Luid applaus was het gevolg. We hadden al de nodige wijntjes gedronken en de stemming zat er goed in.
'We gaan over naar de volgende gang, alleen maar om even bij te komen,' zei Adrienne terwijl ze naar de keuken fladderde en de champagneglazen haalde.

  V KIR TRES ROYALE
  ... intermezzo om op adem te komen …

'Ik denk dat ik het leuk vind om een verhaal over mijn buurvrouw te vertellen,' liet Adrienne weten. 'Zij woont hier om de hoek, op de Nieuwmarkt, moederziel alleen in een knots van een woning en heet Antoinette.
Antoinette Naaktgeboren werd bij de geboorte met de tang verlost. Kennelijk was deze uitgeschoten waardoor ze een lichte hersenbeschadiging had opgelopen. Ons Netteke werd ze genoemd door haar veel oudere broers en zusters die haar als enigszins debiel behandelden vanwege haar onbevangenheid, argeloze optreden, naïviteit en kinderlijke onschuld. Een steek los, noemden ze dat.'
'Lijkt onze Babs wel,' begon Hugo plagerig, 'ik bedoel niet een steek los hoor,' vergoelijkte hij zich maar wel haar kinderlijke onschuld.'
'Ik heb mezelf ook niet gemaakt,' pruilde Babs.
Adrienne vervolgde: 'Ons Netteke werd geboren op achtentwintig december. Mijn geboortedag is de dag van onnozele kinderen, bij ons katholieken de herinneringsdag van de kindermoord te Bethlehem, weet ze breed van stof en lang van draad aan een ieder die het wel of niet wil horen met veel overtuiging duidelijk te maken. Ons Netteke heeft een syndroom: ze itereert. Oeverloos kletst ze, zichzelf herhalend, wel vijf kwartier in een uur.
Het gezin Naaktgeboren was vroeg vaderloos. De familie leed aan godsdienstwaanzin. Broers en zusters waren al in hun jeugd gepredestineerd. Vanuit het rijke roomse leven werd hun een toekomst als kloosterling in het vooruitzicht gesteld. Gods woord was wet en Zijn gebod regeerde. Drie broers gingen naar het seminarium waarvan er twee daadwerkelijk priester werden. De derde bekeerde zich tot afvallige, hij had een andere missie: jonge meisjes van de straat redden. Twee zussen werden non en gingen voor eeuwig achter de tralies.'
'Ik sta versteld,' zei Babs met een verbouwereerd gezicht, 'het lijkt mijn eigen jeugd wel wat je daar schetst. Ik kom uit Limburg en ben geboren in Hoensbroek. Daar zijn ze nog roomser dan de paus en het is bovendien een achtergebleven gebied. Ik ben destijds Limboland ontvlucht, enkel en alleen omdat ik me altijd maar moest conformeren aan hun kleinburgerlijke, hypocriete levenshouding. Voor je eigen mening mag je daar niet uitkomen, dan word je voor gek versleten en hoor je er niet bij. Ik was de jongste en ben weer teruggekeerd toen ik mijn vader moest verzorgen, dat werd van mij verwacht, omdat ik geen gezin had of in het klooster zat. Pas de laatste drie jaar is mijn vader naar een verzorgingstehuis gegaan en ben ik weer gevlucht naar Amsterdam. Ik dacht vrij te zijn.'
'Toepasselijk dan, kindje,' knikte Adrienne en hervatte het woord: 'Ons Netteke bleef bij haar moeder. Moeder Naaktgeboren was de commandant in huis.
Ze werd gedrild: Antoinette, ga jij eens even voor moeder het portiek schrobben! Twee halve dagen was ze, om een centje bij te verdienen, strijkster op de sociale werkplaats. Als ze thuis kwam, werd ze onmiddellijk door moeder in de dweilhouding gezet.'
Adrienne haalde even adem: 'Straks komt deel twee over Antoinette Naaktgeboren. Nu ga ik eerst de volgende gang opdienen, alles staat al voorbereid in de keuken.'


VI SALADE DE FEUILLE DE CHENE Fijn eikenbladsla en cantharellen met rookspek in een  geraffineerde dressing


Ze wilde absoluut niet geassisteerd worden en deed het het liefst allemaal zelf, had ze ons duidelijk gemaakt.
'Wat heb je dat allemaal prachtig gedaan, Adrienne,' zei ik vol waardering toen de opgemaakte borden op tafel stonden, 'wat een verfijning, culinaire hoogstandjes, mijn complimenten.'
Ze knikte me stralend toe en ging verder: 'Ons Antoinetje is, zolang ik hier woon, sinds 1 april 1976 mijn buurvrouw.
Toen ze 63 jaar was, werd ze wees en gedurende de laatste twintig jaar moet ze het zonder moeder stellen. Ze is een karikatuur. Haar gestalte is twintig centimeter gekrompen, dat komt doordat ze chronisch haar hoofd buigt. Ze loenst zodat ze sprekend op Marty Feldman lijkt. Door haar nog weinige grijze haar kun je de maan goed door de bomen zien schijnen, de schedel tekent zich glimmend af. Een zelfgebreid vest, scheef geknoopt en strak om het bovenlijf getrokken, vaak binnenste buiten gekeerd en een plissé rok uit de jaren vijftig. Daaroverheen een warme wollen winterjas, een verfomfaaide hoed achterstevoren op haar hoofd, beide minstens zestig jaar oud en een paar zware Robinsonschoenen maken dit Eucalyptabeeld compleet. Bij ons Antoinetje is de tijd stil blijven staan, ze leeft nog steeds in de schaduw van haar moeder. Breien kan ze goed en doet ze veel: voor de missie en voor Polen. Geregeld vraagt ze me de steken op haar breipen te tellen en wil ze weten wanneer ze moet meerderen of minderen -of ik dat weet-. Volgens mij zijn het lokkertjes om mij bij haar op bezoek te krijgen of je reinste manipulatie want door zich steeds van de domme te houden en als een kind op te stellen, krijgt ons Antoinetje alles voor elkaar, zo gek is ze nu ook weer niet,' zuchtte Adrienne dramatisch en streek een lok uit haar oog.
'Dat herken ik, zo’n buurvrouw hebben wij ook. Zij is behoorlijk dement aan het worden en maar zeuren en manipuleren, ons Grimmetje. Met haar passieve dwingelandij krijgt ze precies wat ze wil van degenen die daar over de vloer komen,' zei Isis en keek naar mij, 'Attila trapt er nog regelmatig in en gaat er uit plichtpleging langs.'
'Nou, van erin trappen is geen sprake maar ik voel het de laatste tijd wel als een heilig moeten en dat is behoorlijk vermoeiend af en toe,' vulde ik aan.
'Dat kun je wel zeggen. Minstens drie keer per week meldt ze zich per telefoon: Mevrouw, u spreekt met uw buurmeisje Antoinette, wilt u mij alstublieieieieft eeeeeeven helpen, want ik kan de dop niet van de slaolie afkrijgen of hoe moet ik m’n speklapjes aanbraden, m’n lof koken, m’n stofzuiger aandoen, m’n gloeilamp verwisselen, m’n schilderijtje ophangen, wilt u m’n bril helpen zoeken, m’n muizenval zetten want ik heb zooooooo’n last van muizen...
En dan loopt Mevrouw maar weer naar de Nieuwmarkt.'
Het woord muizenval riep bij mij meteen een Pavlovreactie op, ik voelde dat ding weer aan m’n grote teen hangen en kreeg daar een spontane steek.
'Als ons Antoinetje jarig is vangen we twee vliegen in een klap. We vieren dan ook nog even vierde kerstdag want ze heeft de hele kerst nog geen hond gezien. Daar houdt ze trouwens niet van, van honden. Behalve van Anemie natuurlijk,' onderbrak Adrienne haar eigen verhaal en gaf de hond, die tussen haar en Olivier in lag, een liefkozende aai over de kop.
'Dan gaan we samen zingen, Antoinetje en ik: Van ze lang zal ze leven in de gloria. De oude grammofoon komt op tafel en we jubelen mee: In ’t groene dal, in ’t stille dal, waar kleine bloempjes bloeien. Daarna komen de pindanootjes van Calvé en we kwelen mee: In een blauw geruite kiel, draaien wij weer eens aan het grote wiel. En nu uit volle borst: Brandend zand en nergens water.
Blieft u nog een borreltje, Mevrouw?
Zalig kerstfeest en een fijne verjaardag Antoinette.'
Ineens zag ik bij Babs grote waterlanders opwellen. 'Ik ben diep geroerd door dit verhaal,' stamelde ze door haar tranen heen. 'Dit vind ik toch zo lief van je, Adrienne, om zo klaar te staan voor je buurvrouwtje.' Ze sprong van haar stoel af en gaf haar spontaan een kus op haar wang.
'Wat krijgen we nou?' relativeerde Hugo de emotie van Babs. 'Gaan we sentimenteel worden? Weet je wat jouw makke is meid, je identificeert je teveel met alles en iedereen, daarom kom jij altijd in de problemen. We leven in een harde wereld.'
'Babs is een ieder te goeder trouw,' veronderstelde Olivier die al een tijd niets had gezegd. 'Wat dat betreft zou ik je kunnen aanraden eens in analyse te gaan, alleen al om er persoonlijk sterker van te worden.'
'Daar kan ik me wel in vinden, Babs,' voegde Adrienne eraan toe. 'Maar ik ben nog niet klaar en zal nog even het einde vertellen voor we naar de volgende gang gaan. Ons Antoinetje is de eenvoud zelve. Iedere zondag gaat ze naar de kerk met een boek vol zilverwerk en elke dag bidt ze het rozenhoedje en hoopt vooral veel aflaten te verdienen. Aan de ene kant is ze dwangmatig en neurotisch, anderzijds ongekunsteld, natuurlijk en mooi van lelijkheid. Ze is van een arcadische schoonheid, ons Antoinetje. Toen ik laatst mijn nieuwe buurman hoorde vragen: Antoinette ben jij ooit getrouwd geweest, haalde ze verbaasd haar schouders op: De Heer is mijn Herder, mij zal het aan niets ontbreken.'
'Kijk, dat bedoel ik nou,' riep Babs geëxalteerd. 'Als je maar in God gelooft, komt alles vanzelf weer in orde. In het bijbelboek der Openbaringen, hoofdstuk 1:8 zegt de Heer: Ik ben de Alfa en de Omega.'
'Laat die waanzin toch eens los mafkees, er bestaat geen God en daarmee uit.'
Hugo begon zich zienderogen op te winden over Babs met haar goddelijke uitspraken, zag ik.
'Zijn wij klaar voor de volgende gang? Eigenlijk is dit het hoofdgerecht,' riep Adrienne onverschrokken:


VII LAPIN MYSTERIEUS EN VIN BIZAR wild konijn, gestoofd in witte wijn, met een garnituur van gepofte aardappel en een nuance crème, gepocheerde rode kool met appeltjes en gemousseerde aardappel, daarbij gestoofde oktobervruchten

Er werd ons wederom een verrassend palet van heerlijkheden voorgeschoteld.
'Zullen we de fles Jumilla van Isis openen, een mooie donkerrode wijn past hier wel bij,' stelde Adrienne voor.
Ik was blij dat mijn buurjongetje van toen zo’n voortreffelijke gastvrouw was geworden die zich duidelijk goed voelde in haar zijn, bewegingen en hoedanigheden. Na de nodige loftuitingen zaten we weer volmaakt te genieten.
'Nu Olivier en Isis nog,' riep Hugo.
'Aan u de eer dame,' nodigde Olivier uit met een handgebaar naar Isis.
'Na u, heer, uiteindelijk ben ik de jongste van dit gezelschap en daarom de laatste in de rij, ik ken mijn plaats,' pareerde Isis zijn verzoek.
'Welnu, zo ge wilt' en Olivier stak van wal.
'Vorige maand stond er in de krant:
Aanbieding: onze ouderwetse bloedworst, recept uit grootmoeders tijd bij slagerij La Viande. Mijn bloedhond Anemie keek me kwijlend aan.'
Bij het horen van haar naam keek Anemie op en sprong bij Olivier op schoot om aangehaald te worden. Olivier aaide peinzend over haar glanzende vacht en vervolgde zijn verhaal. 'Sinds ik haar heb leren lezen moest ik een abonnement op De Trouw nemen want: geen schepsel op aarde is zo intelligent, aanhankelijk en eerlijk als een hond, blaft ze me dagelijks toe. De Trouw is een paradijsblad voor dieren; een lui- en lekkerland.'
Typisch Olivier om met een fabuleus verhaal aan te komen. Hij had altijd wel iets origineels.
'Een hele pagina is gewijd aan: Dieren en hun benodigdheden. Uren kan Anemie turen op de bladzijde Alles voor de huisvesting, verzorging en voeding van uw hond. Bij het woord voeding loopt het water haar in de bek. Ze denkt dan aan haar dagelijkse portie rauwe pens. Vooral de penetrante geur brengt haar in extase.'
'Nou Olivier, mag ik even interrumperen. Eten we net zo’n heerlijk wild konijn, ga jij het hebben over de penetrante geur van rauwe pens. Het is dat ik niet suggestief ben ingesteld maar ik vind het op dit moment een ietwat ongelukkige combinatie,' opperde Hugo.
Babs was bleek geworden en liep op een draf met nog bollere wangen dan ze van huisuit al had naar het toilet en maakte daar onwelklinkende geluiden.
'Volgens mij is er een niet goed geworden,' veronderstelde Isis.
'Ik zal even gaan kijken,' zei Adrienne en stond op.
'Laat mij maar,' hoorden we Babs roepen vanuit de wc tussen twee braakgeluiden door, 'ik kom er zo weer aan.'
Adrienne sloot de deur en ging aan tafel. 'Ieder vogeltje zingt zoals het gebekt is,' zei ze laconiek. 'Iedere klank is mooi, hoe afschuwelijk het ogenschijnlijk ook moge klinken.'
'Je kunt beter orenschijnlijk zeggen,' merkte Hugo bijdehand op.
Uitgeblust kwam Babs weer de kamer binnen. 'God straft onmiddellijk als ik aan de wijn ga. Mijn Soi Bobo zei ook altijd dat ik nooit, nee nooit meer nog een druppel mocht drinken.'
'Dus het kwam niet door de rauwe pens van Anemie dat je zo misselijk werd,' sarde Hugo nog even door. 'Trouwens, niets nieuws onder de zon, in het Romeinse Rijk gebeurde er niets anders, daar stak men tijdens een overvloedige maaltijd spontaan zijn vinger...'
Babs keek hem bestraffend aan en onderbrak zijn laatste zin: 'Zullen we het even prettig houden, ja?'
'Olivier ga door joh, ik vond het net zo spannend worden en wil weten wat er allemaal met Anemie gaat gebeuren,' spoorde Adrienne hem aan.
'Welnu,' ging Olivier na dit intermezzo verder.
'Dierenasielen. Ze moet er niet aan denken.
Dierenwinkels, gespecialiseerd in frettenbenodigdheden en chinchilla’s. Dat vindt ze maar niks.
Dierenartsen en -klinieken. In geval van nood.
Dierenbescherming. In geval van zinloos geweld.
Dieren-fysiotherapeuten en -psychologen. Een filosofisch geblaf met de hondenfluisteraar is nooit weg.
Dierengroothandel. Hier moet ze erg kwispelen, dat gaat vanzelf behalve bij alle africhtingsmaterialen.
Dierenhulp. Je kan maar niet weten.
Dierenpensions. Voor het geval dat.
Dierenbegraafplaatsen en crematoria 'de Eeuwige Jachtvelden'. Lijkt haar wel wat te zijner tijd. Kan ze oneindig dromen van fretten en chinchillaworst.
Bij de alinea Dierentuin gaan haar haren recht overeind staan en snuift ze verachtelijk. Bij ons laatste bezoek aan Artis heeft ze een serieus gesprek gevoerd met een wolf op leeftijd die achter een ijzeren hek zat.'
'Er mogen geen huisdieren meegenomen worden naar Artis,' onderbrak Babs het verhaal.
'Mens, doe toch niet zo dom, in een fabel kan alles,' reageerde Hugo fel. 'En toen, Olivier?'
'Anemie was daarna boos en verdrietig. Ademloos had ze geluisterd naar haar verre neef. Ze trok haar lip op tijdens de dialoog, gromde en leek op een vampier met haar lange ontblote hoektanden. Zelfs haar kluif moest ze niet meer. Een tijd lang heb ik haar niet meer horen blaffen van pure emotie.'
'Maar waarom was ze dan zo boos en verdrietig?' probeerde Babs het nog een keer.
'Dat lijkt mij nogal duidelijk, Babs,' zei Isis. 'Die wolf heeft Anemie natuurlijk een verschrikkelijk verhaal verteld uit zijn eigen verleden, bovendien zit hij achter tralies. Levenslang gevangen zitten, lijkt mij geen pretje. Daar kun je behoorlijk kwaad en bedroefd van worden, mijns inziens, nietwaar Olivier?'
'Ja zeker.' Olivier knikte. 'Voor Anemie steek ik mijn hand in het vuur. Goudeerlijk is ze, behalve die ene keer bij La Viande. In een vlaag van verstandsverbijstering had ze een worst gestolen. Niet omdat ik thuis niets te eten krijg, haastte ze zich me toe te brommen naderhand, maar gewoon, hij lag daar te pronken en uit te wasemen in de etalage. Ze kon simpelweg de verleiding niet weerstaan. Het was slechts een sprong en maken dat je weg komt. Jan Speksnijder, de eigenaar van de zaak had haar tot aan de hoek van de straat met een slagersmes achterna gezeten, onder luid gekrijs: "Onbetrouwbare rothond, dit is de vierde keer dat je mijn worst steelt, ik maak nog eens gehakt van jou."
Die dag zat ik heerlijk, net als nu, van mijn wijn te genieten toen Anemie binnen kwam galopperen. De resten bloedworst kleefden aan haar bek en snorharen. Die Speksnijder zoekt spijkers op laag water en maakt van een mug een olifant, kefte ze obstinaat, ik ben nog eerlijker dan de Dierenleenbank en heb slechts één keer de weelde van de worst niet kunnen weerstaan. Hij noemt mij een dief en zegt dat ik vier keer heb gestolen en dat is niet waar.
Ze zag er bleek van. Ze heeft een hoge tol moeten betalen. Onze dagelijkse wandel is nu niet meer langs La Viande. Anemie heeft een voorlopig straatverbod gekregen, hè Anemie?'
Anemie probeerde Olivier in zijn gezicht te likken en toen zij een konijnenbot kreeg, ging ze ermee onder de stoel liggen.
'Wat zielig, is die Speksnijder nou helemaal gek geworden om dat arme dier met een slagersmes achterna te zitten,' riep Babs ontdaan en liep naar Anemie om haar met terugwerkende kracht te troosten.
Rrrrrrrrrrrrrr, klonk het vanonder de stoel. Daar lag Anemie te grommen bovenop haar bot en trok haar bovenlip op.
'Uit de buurt blijven Babs want als Anemie eet of kluift, wil ze niet gestoord worden,' adviseerde Olivier op rustige toon. 'Zo’n hond geeft duidelijk haar grenzen aan,' voegde hij er droogjes aan toe.
'En dat kun jij niet zeggen, Babs Beentjes,' moest Hugo zich er weer mee bemoeien, 'jij kunt er een voorbeeld aan nemen.'
'Moet je mij weer hebben? Wat heb je toch tegen me?' klaagde ze en keek hem met diepdroeve ogen aan.
'Neem nog een wijntje, stomme trut.'
'Nou nou, we gaan nu geen ruzie maken, hè kinderen,' kwam Adrienne sussend tussen beiden. 'Ik zie dat jullie uitgegeten zijn, zullen wij even de tafel afruimen Babs. Dan kom ik met het dessert en ben benieuwd wat Isis ons te vertellen heeft.’

 VIII MOUSSE DU CHOCOLAT DE LA REINE DES TENEBRES een chocolademousse met een verrassende fantasierijke garnering

'Deze mousse smaakt net zo heerlijk als de chocoladetaartjes van Pompadour in de Huidenstraat,' zei Babs met een vergenoegd gezicht en likte haar toch al vochtige lippen nog eens extra af.
'Wie het breed heeft, laat het breed hangen,' reageerde Hugo onmiddellijk.
Nog even en die twee zouden elkaar straks werkelijk in de haren vliegen.
'Ja, toen ik nog goed in m’n slappe was zat, ging ik daar regelmatig in de tearoom zitten. Dus ik heb aardig vergelijkingsmateriaal, zou je kunnen zeggen.'
'Er kan nog wel een pondje meer bij als ik zo naar die dikke kont van je kijk.'
'Lieve Hugo, wil je nu niet meer zo onaardig tegen Babs doen, ze heeft het al moeilijk genoeg,' kwam Adrienne voor haar op.
Babs keek dankbaar naar haar weldoenster en was helemaal opgeklaard door het chocoladetoetje.
'Ik wil jullie een verhaal vertellen over onze eigen Ome Jacob,’ begon Isis. 'En omdat de hoofdfiguur van deze geschiedenis lijkt op een oudoom van mij, heeft hij daaraan zijn naam te danken. Het speelde zich af toen ik nog thuis bij Attila woonde, zo’n dertien jaar geleden. Ome Jacob en ik hebben wel twee jaar samengewoond op mijn zolderkamer. Hij zat altijd op de kast die hij zelf had uitgezocht en gedroeg zich zoals het een gast betaamt: bescheiden en zich aanpassend aan de regels van het huis. Eigenlijk had ik op wat meer uitwisseling gehoopt, een wat affectiever contact maar wat er niet inzit, komt er niet uit. Duidelijk: Ome Jacob was getraumatiseerd en gefrustreerd. Op een vroege herfstdag, tegen zonsondergang, zat er een vreemde snuiter dodelijk vermoeid op de vensterbank bij het open raam van mijn kamer en vroeg asiel aan. De stumper was zo uitgehongerd dat hij het aangeboden droge brood, dat ik nog in m’n tas had zitten, aanpakte en de sesamzaadjes eraf pulkte. Na enige dagen trok hij bij. Ome Jacob was echt het heertje, klein, gedrongen en keurig in het blauwe bevederde pak met verticaal streepje. Gezien zijn temperament al flink op leeftijd, misschien zelfs hoogbejaard. Hij was enigszins manisch depressief. Jacob lacht, Jacob huilt. Hij zong de ene dag het hoogste lied om de volgende dag in treurnis en melancholie te verzinken.'
'Dus net als ik, dat heb ik namelijk ook: of in de hoogte, of in de diepte,' riep Babs bijna enthousiast en keek vervolgens de hele kring rond.
'Jij betrekt ook echt alles op jezelf, stom wijf, we hebben het hier over een vogel, weet je wel,' ergerde Hugo zich groen en geel.
'Zal ik dan maar weer verder gaan?' vroeg Isis zich hardop af en liet haar stem wat dalen tot bijna mysterieus gefluister: 'Iedere nacht werd hij bezocht door nachtgangers, ander ras, andere types, duistere figuren die het daglicht niet kunnen verdragen. Je hoorde ze ritselen en als je in het donker het licht ontstak, kon je zien dat ze zich tegoed deden aan Ome Jacobs kliekje. Op zich was dat niet zo vreselijk, ware het niet dat hij zich een halve hartverzakking schrok als er weer zo’n grijs monster langs hem heen glipte. Menigmaal vond ik Ome Jacob dan hulpeloos op de grond liggen: trillend, bevend en hijgend, in overspannen toestand.' Isis sprong op, maakte een bezwerend gebaar en zei met luide stem: 'Hier moet een eind aankomen. Hij mag niet weer getraumatiseerd worden en zeker niet in een psychose geraken.’
'Nee, want als je dat zootje ongeregeld ziet dat ik dagelijks tegenkom, denk ik wel eens: geef mijn portie maar aan Fikkie. Als je het mij vraagt, raakt de hele wereld zo langzamerhand in een psychose,' reageerde Hugo.
Isis liep traag weg van haar stoel met gekromde rug en ging zacht vertellend verder: 'Ik haal de buks uit de schuur en wacht de indringers af. Daar is het weer: getrippel, onnozele geluiden in de trant van: piep-piep-piep-piep, vrij vertaald: die sukkel heeft z’n eten laten staan en is van z’n stok gevallen. Kom joh, aanvalluh... Ome Jacob op de vloer en Jan Rap en zijn maat naar het menu. Ze zijn zo gefixeerd op het voedsel dat ze mij niet in de gaten hebben. Ik leg aan, het zweet in de handen … het zijn toch levende wezens, schepsels gods of des duivels. M’n hand verlamd … Ik verman me, geen tijd voor gedraal … richten … maar ze zijn toch ook lief en hebben hun goede kant. Niet zeuren, optreden, denk aan Ome Jacob! Ik tril over mijn hele lichaam, ik MOET handelen, ik kan nog geen vlieg doodslaan … een moord … in eigen huis … ja, het MOET!… Mijn basisgevoel herstelt zich. Ik voel weer grond onder mijn voeten, op beide benen staan en aanleggen … NU.’
'Nee,' gilde Babs, 'je hebt toch niet geschoten hè, dat zou God de Vader nooit goed gevonden hebben.'
Hugo sloeg zijn handen om zijn hoofd en ging demonstratief met zijn rug naar Babs toe zitten en zei: 'Ik mag hopen dat je dat smerige ongedierte hebt neergeknald, Isis. Zachte heelmeesters maken stinkende wonden.'
Isis wendde zich in eerste instantie in slowmotion tot Hugo: 'De indringers zijn zich van geen kwaad bewust, daarom juist, waar blijf ik dan met mijn vredelievende gedachten over leven en laten leven?' en dan met een theatraal gebaar: 'Maarrrr, het is voor het goede doel … ’t is voor mijn eigen Ome Jacob … Ik adem diep uit en op mijn inademing richt ik en haal de trekker over. Een schot … pats … een en al bloed … Wat heb ik gedaan? … ik heb hem geraakt van opzij, de darmen puilen uit zijn lijf, stuiptrekkend met een wanhopige blik in zijn ogen, hij ligt te zieltogen … Ik pak een stuk hout en geef hem de genadeslag … morsdood.'
Babs zat met haar hand voor haar mond van pure ontsteltenis. Hugo zat breed te grijnzen en te applaudisseren. Adrienne stond er wat ambivalent tegenover en Olivier zei slechts: 'Je weet met wapens om te gaan, Isis, als je raak wilt schieten moet je dat inderdaad, zoals je zegt, met je ademhaling regelen en dan vanuit je concentratie de trekker overhalen, bravo.'
'Ik haat vuurwapens, ze zijn levensgevaarlijk. Alle wapens zouden verboden moeten worden,' gilde Babs zwaar onthutst.
'Lieve kind, kalmeer wat, het gaat niet om het wapen maar om de persoon erachter. Met of zonder wapen haalt de mens sowieso de verschrikkelijkste dingen uit. Een pistool is een prachtig stuk staal,' zei Olivier op bedaarde toon.
'Ja maar, mensen die geweren en pistolen hebben zijn monsters. Ze kunnen zomaar iemand doodschieten,' vervolgde Babs obstinaat.
'Je snapt echt niets, jij,' Hugo weer. 'Je moet eens wat meer oog krijgen voor differentiatie. Wat had je gedacht van al die automobilisten die zomaar mensen doodrijden. Iedere dag als ik door die stad loop of fiets, realiseer ik me ’s avonds dat ik blij ben dat ik nog leef, ternauwernood weer aan de dood ontsnapt door die rottige, racende auto’s. Dat mag zeker wel allemaal. Dus met andere woorden: hardrijdende automobilisten zijn monsters. Dan heb ik het nog niet eens over de vrachtwagenchauffeurs. Met hun twintig meter lange trucks scheuren ze de hoek om, maken de bocht te krap en je mag je gelukkig prijzen als je er niet onder komt. Vorige week zijn er weer twee mensen door een vrachtwagen doodgereden. Dat moet zeker allemaal maar kunnen.' Hugo zat zich zienderogen op te winden en zich tot Isis richtend: 'Trouwens, hoe is het met jouw Ome Jacob afgelopen?'
'Die heeft al die tijd op de kast gezeten en bleef zitten waar hij zat. Hij floot zijn riedel wanneer de halsbandparkieten uit het Vondelpark overvlogen en om zijn eenzaamheid te doorbreken, heb ik toen een nepparkiet voor hem gekocht die ik Toos heb genoemd. Zij is het object van zijn aanbidding, ruzie en geflikflooi geworden. Ik heb nog nooit zo’n innig stelletje meegemaakt. Hij zat dicht tegen haar aan en was er erg gelukkig mee, zo op het oog.'
'Ik moet zeggen dat ik het een enerverende avond vind, dames en heren maar desalniettemin worden er wel dingen naar voren gebracht die ons allen bezighouden. En ieder op zijn eigen manier, daar kunnen we niet omheen,' zei Adrienne. 'We gaan over naar de volgende gang, dat wil zeggen: koffie met een likeurtje van Attila.'

IX POUSSE-CAFE koffie met slagroom Kahlua en een truffel

'Ik heb copieus gedineerd, Adrienne, om maar met de woorden van mijn vader zaliger te spreken,' zei ik licht onderuitgezakt. Alle heerlijkheden en alcoholica hadden me een weldadig gevoel gegeven.
'En ik zet mijn broek op de vreethaak, om me maar eens onparlementair uit te drukken,' vulde Isis aan.
Iedereen hield zijn en haar lofzang over de verzorgde, culinaire avond. Hugo wreef met zijn handen over zijn buik en zei: 'Ik heb gegeten als een landsknecht' en stelde voor nog een leuk rondje missers te houden.
Onder het genot van de koffie en de likeur stemden we met z’n allen in, melig of onder invloed zijnde.
Hugo: 'Ik begin en zeg wie de volgende is, goed? Hoge nood hebben en het toilet is bezet, er staan nog tien wachtenden voor je.'
Isis: 'Naar een housefeest gaan met een stel bejaarden slecht ter been.'
Adrienne: 'Een vreselijke droom hebben, wakker worden en dan blijkt dat je nachtmerrie werkelijkheid is.'
Olivier: 'Naar een museum gaan met een klas kleuters.'
Attila: 'Een filosofisch essay houden voor een groep zwakzinnigen.'
Babs: 'Eh … eh … vreselijke trek hebben in een chocoladegebakje en geen geld op zak hebben.'
'Erg toepasselijk,' grimde Hugo, 'als het maar over eten en snoepen gaat bij jou.'
'Ik weet er nog een,' zei Babs die er de smaak van te pakken kreeg en de laatste opmerking negeerde. 'Het doet me denken aan vroeger waarin me dat regelmatig gebeurde: 'Op punt van vertrek staan om bij je beste vriend te gaan eten. Je hebt je jas al aan en hij belt af.'
'Dat kan alleen jou gebeuren,' snauwde Hugo. 'Wie weet er nog een?'
'Wat mij wel erg lijkt maar niet onoverkomelijk,' zei ik, 'is dat ik me zit te verheugen op een middagje bibliotheek, lekker scharrelen tussen de boeken en ik heb m’n leesbril vergeten.'
'Dat gebeurde mij recentelijk nog, Attila,' reageerde Adrienne, 'want wij, de ouderen van dit gezelschap weten hoe verschrikkelijk het is je leesbril niet bij je te hebben. Ik ben bijna zo blind als een mol zonder bril.'
'Wat me ook niet leuk lijkt', zei Isis en sloeg de inhoud van haar bijna volle glas Kahlua in een teug naar achteren, 'je hebt net gepind, genoeg geld voor een week op zak, vervolgens wordt je bestolen en neergeslagen in een donker steegje. Trouwens, nu we toch zo gezellig bezig zijn. Mijn ultieme vermaak is leedvermaak,' voegde ze eraan toe.
'Daar valt wat voor te zeggen hoewel ik niet van banaliteiten hou,' merkte Olivier op. Bijvoorbeeld de leukste thuis kan mij gestolen worden.'
'Juist ja, ik heb nooit begrepen wat voor lol men er aan kan hebben als iemand onderuitglijdt of een gat in zijn hoofd valt,' vulde ik aan.
'Dat vermaak is meer voor het klootjesvolk, lijkt mij,' opperde Adrienne.
'Hoe trivialer des te dommer,' zei Olivier met lichte minachting in zijn stem.
'Oh, waait de wind uit die hoek, ik heb hier te maken met de elitaire mens,' haakte Hugo onmiddellijk in: 'Voor mij bestaat er geen groter genoegen dan een in de soep gelopen feestje.'
'Als dat maar niet op vanavond slaat,' aarzelde Adrienne te zeggen.
'Nee hoor lieverd, ik hou van grof geschut maar ik ben zo slecht nog niet, dat weet je. Ik heb in jaren niet zo’n leuke avond gehad en zo intens genoten als op dit moment,' haastte Hugo te zeggen, 'wie weet er nog een goeie, roept u maar.'
'Een flinke desillusie: als je drie weken op vakantie gaat naar de Mediterranee om de regen en het koude weer te ontlopen, je in een verzengende hittegolf terecht komt en hoort dat het in Nederland stralend lenteweer is,' zei Babs voorzichtig.
'Ja, die kan nét,' reageerde Hugo mild, 'dat is een misser als het jezelf betreft maar kan een lekker gevoel geven als het een ander overkomt.'
'Duistere droom,' zei Olivier met gedempte stem, 'op een mooie zonnige zondag, als de hele buurt op het balkon en in de tuin zit te genieten van z’n vrije dag, de kettingzaag aanzetten en het hout voor de open haard bewerken.'
'En deze dan, feestelijk hoogtepunt. Een verjaardag, alle gasten zitten op de veranda vanwege de hitte en onder het lang zal ze leven zakken ze door de vloer,' schaterde Isis.
De hilariteit werd hoe langer hoe groter en Babs zat al weer met een beteuterd gezicht te kijken: 'Dit menen jullie toch niet echt hè? Dit is verschrikkelijk.'
'Daar gaan we weer,' reageerde Hugo als door een wesp gestoken: 'Jij moet dingen durven benoemen. Iedereen, niemand uitgezonderd, zelfs jij Babs Beentjes, zal moeten bekennen dat leedvermaak een heerlijk gevoel kan geven, vooral om het zo onverbloemd naar buiten te brengen. Jij stopt je kop in het zand. Jij gelooft alleen in dat zogenaamde goede, maar de realiteit is, miss piggy, dat de wereld of het leven, benoem het maar, ook een andere kant heeft, een slechte. Dan kun je wel die hele wereld afgereisd hebben maar dat neemt niet weg dat je eens aan je innerlijke reis moet gaan beginnen en vooral je ogen wagenwijd open zetten. Overigens, wie zonder zonde is werpe de eerste steen.'
'Johannes 8 : 7,' voegde Babs er devoot met gebogen hoofd aan toe.
Ik stond versteld van Hugo’s ongezouten waarheden. De toon had wat minder cru gekund maar hij dacht wel na en wist waar hij het over had. Ik mocht hem wel. Ineens schoot me er nog een te binnen. 'Paal en perk stellen: Zien dat iemand zijn tuingereedschap kwijt is en met een tandenborstel het perk aanharkt.'
'Wat denken jullie, kunnen jullie nog een rondje Kahlua aan of worden jullie dan dronken,' zei Adrienne licht hikkend. 'Ik heb nog wel een ondeugende bloemrijke bijdrage: Als de buurvrouw niet kijkt, de mooiste bloemen uit haar fraai verzorgde perkje plukken en een ravage achterlaten.'
'Ik blief nog wel een glas, Adrienne, en denk daarna huiswaarts te gaan dan kan ik met Anemie nog even langs Speksnijder gaan,' grapte Olivier: 'Mij lijkt geen prettiger plezier dan de kraampjes op koninginnedag in een hevige regenbui met windkracht negen.'
'Vooral de laatste jaren waarbij het uitsluitend nog maar om de commercie gaat,' viel Hugo bij, 'Ik lust ook nog wel wat en er moet mij nog iets van het zwarte hart, over leed en lijden: Mensen over de drempel halen naar het slechte dat is mijn grootste vermaak.'
Babs ontsteld: 'Weet je dat ik het echt niet begrijp, Hugo, waarom is dat nou jouw grootste vermaak. Slecht is niet goed. Het is gemeen en lelijk.'
'Ik leg het je niet meer uit, Babs, misschien moet jij een hersenoperatie ondergaan om tot je ware wezen te komen. Eerst boren ze in dat schedeldakje van je en dan snijden ze je corpus callosum door, in je frontale hersenkwab,' oreerde Hugo.
'Dat noemen ze lobotomie, dé ultieme oplossing voor schizofrenie en andere geestesziekten, dacht men een aantal decennia terug,' vulde Olivier aan.
'Jullie zijn verschrikkelijk, ik ben helemaal niet gek,' protesteerde Babs.
'Nee niet gek, maar wel goedgek, ik weet niet wat erger is,' zei Hugo en toen op sussende toon zich rechtstreeks tot Babs wendend: 'Wat had je ervan gedacht, zuster, zullen we na dit glas dan ook maar eens opstappen en in onze doos onder de brug kruipen?'
‘Dan doen wij de sketch op straat van: de lamme helpt de blinde,' zei Isis tegen mij en wankelde overeind.
Uitbundig werd Adrienne van alle kanten bedankt voor de fantastische avond en na de nodige omhelzingen liepen Isis en ik zigzaggend over de wallen naar huis. 


Geen opmerkingen:

Een reactie posten