21 februari 2012

8

 

Half oktober 1996 

Het onderzoek is in volle gang. De screentest heet dat. De assistent trekt een uur uit om van alles te weten te komen en het nodige uit te leggen: Er zal volgende week een botbiopsie worden gedaan van mijn grote teen. Ik heb de keuze tussen een ruggenprik of narcose. Zo langzamerhand neig ik naar het laatste. De flinke meid uithangen hoeft even niet. Het is wel welletjes zo. Geef mij maar een prikje en als ik weer bij ben, is alles achter de rug, denk ik. Een van mijn weinig besluitvaardige momenten, dat bespaart me in ieder geval weer een dilemma.

Vervolgens staat de MRI op het menu. Al m’n sieraden mogen af. Vrij van edele metalen. Bij binnenkomst waan ik me in de disco: ram-pe-tam-pe-tam-pe-tamp.. op de seconde… hoor ik, is dit horror? Een dame, die op Bette Davis lijkt in de filmrol what ever happened to baby Jane, verwelkomt me. Ik mag me gedeeltelijk uitkleden en word vastgebonden op een soort tafel.
'Absoluut stilliggen,' is het devies.
Radio drie staat aan met kwelende Frank Sinatra muziek: Strangers in the night en tussendoor de reclame. Ik word er weeïg van.
Ze sluiten luid de deuren en laten me achter in hun kerker. Via de intercom wordt gemeld: Deze foto duurt zes minuten, wilt u stil blijven liggen?
Vervolgens hoor ik een klopboormachine. Dan gaat mijn gezicht jeuken, mijn handen beginnen te zweten en ik moet nog niezen ook. Wat moet ik daar nou mee, door een enkele beweging kan de foto mislukt zijn.
Na een minuut of twintig van herhaling en uitliggen hoor ik de zware deur open dreunen en komen ze weer: prikje.
'Ik hou niet zo van prikjes, is het gevaarlijk, wat zit erin?' vraag ik hulpeloos.
'Het is absoluut niet gevaarlijk en…'
'Doet u me een lol en zet alstublieft Hilversum drie af.'
'Ja maar, dat is om u af te leiden, de meeste mensen vinden….'
'Dat interesseert me niet. Ik hoef niet afgeleid te worden, ik word hier niet goed van, herrie genoeg aan mijn kop.'
Muziek - wat heet muziek - uit - nu.
Na dit intermezzo giert de contrastvloeistof door mijn aderen en de volgende twintig minuten gaan we weer van: ram-pe-tam-pe-tam-pe-tamp…
Nu zonder Radio drie.
Longscan, twee dagen later. Ik zit echt in de molen. Ik lig weer in een tunnel. Armen omhoog, hoera! inademen - vasthouden - ontspannen. Dertig foto’s of meer.
'Dat staat gelijk aan een wintersportvakantie, qua straling,' vertellen ze me.
Ik heb al nooit van sport, laat staan van wintersport gehouden, maal ik door. Het lijkt me wel genoeg zo.
'Morgenochtend kunt u telefonisch bij de orthopeed de uitslag krijgen, of u wel of geen uitzaaiingen heeft in de longen,' wordt mij beloofd.
Ik, uitzaaiing longen? Nee, zeker niet! Of wel? Ik voel me heen en weer geslingerd in het niemandsland der blinden, waar zelfs eenoog nog geen koning is. Een onbeschrijfelijke angst dringt zich plotseling aan me op, tot in het merg voelbaar. Een gevoel van krachteloosheid blijft over.
Dan komt de innerlijke stem weer aanzetten die zegt geruststellend: Maak jij je nou maar niet zo druk, laat ze daar maar kletsen, luister maar naar je diepe zelf.

De volgende dag hang ik aan de telefoon bij afdeling orthopedie:
10.00 uur: -De uitslag is mij beloofd vandaag, vertel het maar
- De secretaresse heeft nog geen post binnen gekregen, kunt u later terugbellen?
11.00 uur: - Ik bel voor de uitslag
- De chirurg zit in Leiden, belt u later maar terug.
12.00 uur: - Ik bel voor de uitslag, uitzaaiing.
- De assistent is net ziek naar huis gegaan, we zullen er achteraan gaan, wij zullen ons best doen.
13.00 uur: - Antwoordapparaat: wij zijn nu lunchen, kunt u op een later tijdstip terugbellen… tuut, tuut, tuut…
14.00 uur: - Ik bel voor de uitslag, uitzaaiing longen…
- Het spijt ons, wij weten nog steeds niets, kunt u het later nog eens probe…
14.02 uur: - Het hele huis bij elkaar gevloekt…
14.05 uur: - Ben ik het zat en bel onmiddellijk naar de afdeling van de CTscan en dram naar de radioloog.
- De radiologe die u gisteren heeft behandeld is vrij en u moet toch eigenlijk bij uw behandelend arts zijn.
Het bekende afschuifsysteem is weer in werking. Ik leg nog eens dwingend mijn situatie uit en vertel geen genoegen te nemen met de gang van zaken en er geen vrede mee te hebben om op vrijdagmiddag afgepoeierd te worden. Tot maandag wachten lijkt mij, gezien de afspraak die er gemaakt is, irreëel en om dan een heel weekend met het 'raadsel van de uitzaaiing in de longen rond te lopen' is mensonwaardig.
Ja, dat begrijpt men.
Uiteindelijk, na veel ge-heen-en-weer krijg ik de toezegging teruggebeld te worden en wel: 'binnen tien minuten.'
14.25 uur: - Ik heb de radiologe van gisteren thuis opgebeld en die weet te vertellen, dat er geen uitzaaiing is. Zoals u weet, is dit niet de gangbare manier…
- Dank u hartelijk.

Is het nou zo moeilijk, om dat direct te vertellen?
Wat een feest. Ik mag weer een tijdje langer leven. Het nieuwe jaar zal ik nu wel halen, vermoed ik. Iedere dag is er wel wat te vieren: het leven zelf.
In gedachten ga ik nog eens door de laatste dagen heen. Bij de eerste diagnose stortte mijn wereld in, en nu? Er is eigenlijk niet veel veranderd. Ja, in mijn hoofd en dat maakt alles anders. Soms voel ik me er zelfs boven staan, wat kan me nou eigenlijk gebeuren. Hooguit doodgaan… nou én… over-lijden… Maar ik lijd helemaal niet. Ik heb een heerlijk leven en geniet ervan. Tevens gaat mijn zorg uit naar mijn dierbaren. Het valt me op dat alles wat gebeurt een invloed en uitwerking op mijn omgeving heeft. Men wordt via mijn ziekteproces geconfronteerd met zichzelf en de betrekkelijkheid van leven, gezondheid en dood. Sommigen identificeren zich met mijn proces. Ze zijn meer begaan met zichzelf, dan met mij. Met de mensheid, collectief gezien, heb ik niet zoveel op. Ik vind ze doorgaans zowel dom, slim als geslepen, bovendien hebben ze niet veel geleerd van de geschiedenis. De meesten beschouwen zich als antropocentrisch en beschikken slechts over een schijnuiterlijk, met een imago van verveling en blasézijn.
Een misantroop ben ik niet maar een beetje Übermensch-gevoelens zijn mij niet vreemd. Vandaar dat ik selectief ben en weinigen tot mijn vrienden reken. Ik loop niet graag mee met de ggd (grootste gemene deler). Eigenlijk is doodgaan wel lekker rustig ook. Ik mag toch hopen dat er geen reïncarnatie bestaat want terugkeren op deze wereld, zoals hij nu is, wil ik nimmermeer. Vooralsnog leef ik nog, en hoe.

De volgende dag zal de biopsie plaatsvinden. Ik heb me er helemaal op ingesteld.
Ik word opgebeld en hoor de chirurg zeggen dat hij ervan afziet gezien de precisie van de ingreep en de eventuele operatie daarna. Hij heeft me overgedaan
aan een ander ziekenhuis, een professor die autoriteit is op het gebied van bottumoren. Morgen kan ik langs komen om de foto’s en papieren op te halen. Er is ook direct een afspraak gemaakt bij de betreffende professor. Ik voel me teleurgesteld en weer die rare angst: is het dan zo erg? Er volgt een eindgesprek en het afscheid klinkt definitief. De chirurg vertelt me, na mijn vele gevraag, dat het radiologieverslag van de MRI zijn kwade vermoedens nog eens bevestigt. De gegevens die ter beschikking staan, zullen in ieder geval vast naar de bottumoren commissie gestuurd worden.
Mijn goede vriend Olivier rijdt me in zijn oude Volvo rond. Onderweg besluiten we alle verslagen en paperassen te fotokopiëren, want eigenlijk ben ik wel benieuwd hoe die foto’s eruit zien. Je ziet een dwarsdoorsnede van de teen en een gedeelte van de voet. Olivier vindt de foto’s prachtig en aangezien we een flinke stapel hebben, besluiten we dat hij er eentje meeneemt.
'Om er ter gelegener tijd een klein kunstwerkje van te maken,' zegt hij.
Dat lijkt me geen slecht idee. We lezen het MRI-verslag door:

Laesie in de distale phalaux van de Re-hallux, met weke delen component. De laesie heeft een uiterst maligne aspect.
De neurovasculaire bundel ligt vrij van het proces. In het gewricht is vocht aanwezig, hetgeen kan duiden op een maligne arthritis.
Beoordelen we de afwijkingen in relatie met de conventionele opname dan kan men differentiaal diagnostisch met name denken aan een:
1. MFH
2. Toch nog een osteosarcoom, alhoewel een osteosarcoom op deze leeftijd zeldzaam is
3. Primair ossaal lymfoom

Zo, dat liegt er niet om. Om het maar simpel te zeggen: ik heb een kwaadaardig gezwel in het bot en in het beenmerg. Ik mag me echter 'gelukkig' prijzen dat er geen ingroei is van tumorcellen in zenuw- en bloedvaten.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten