12 februari 2012

17


Lieve Attila,
Ik betrap me erop dat ik uitkijk naar aanstaande donderdag en zeg maar zoals ik het beleef. Ik ben van plan om van mijn hart geen moordkuil (meer) te maken. Als ik bij mezelf te rade ga, zoals ik de laatste weken nogal eens doe, kom ik tot de conclusie dat ik in mijn leven heel wat heb laten liggen. Zoals ik je reeds vertelde, is mijn werk altijd een belangrijke compensatie voor me geweest maar de laatste tijd begint er iets bij me te veranderen. Ik heb sterk de indruk dat het met jou te maken heeft en realiseer me dat ik mijn kop in het zand heb gestoken en niet heb willen kijken naar de dingen in mezelf. Gewoon weggedrukt omdat het teveel pijn deed.
Mijn leven na 1969 is als een nachtmerrie aan mij voorbij gegaan: ik stond erbij en keek ernaar. Nooit heb ik echt ingegrepen, altijd werd ik onbewust weerhouden door mijn verantwoordelijkheidsgevoel en schuldgevoelens en heb daardoor dingen laten gebeuren.
Gisteren kwam ik een oude gedichtenbundel tegen. Poëzie die ik geschreven heb pal nadat wij elkaar hadden ontmoet in Ierland. Ik werd geconfronteerd met een ‘verloren’ stuk van mezelf. Je hebt me toen bijzonder geïnspireerd zoals je nu weer doet. Mag ik je er deelgenoot van maken?
  
    op de drempel van het heden
    ruik ik de geur
    zie ik het licht
    hoor ik muziek
    proef ik de sfeer
    voel ik de trilling
    tast ik af
    naar jou
  
    licht in mijn duisternis
    halte in mijn leven
    versnelling der stroom gekalmeerd
    in rustiger banen geleid
    velden groen
    luchten blauw
    stormen daargelaten
    kabbel ik voort samen met jou
  
    waar de duisternis der nacht
    plaats maakt voor een nieuwe dag
    voel ik jou
    daar, waar mijn hart klopt
    mijn adem haalt
    mijn bloed stroomt
    mijn stof wisselt
  
    geluid der stilte
    een krassende pen
    vallen van de avond
    schemering treedt in
    rust en leegte die ‘zijn’ heet
    mijn lief ik zal je zoeken
    ik zal je vinden
    al zal mijn reis zijn
    van heinde naar ver
  
Dit is even een greep uit mijn album. Ik weet nog dat ik een gedicht schreef nadat Fran mij had verteld over jouw, door haar geënsceneerde, dood. Het is mijn allerlaatste geweest, daarna heb ik nooit meer een poëtische pen op papier gezet.
  
    door de tunnel van het verleden
    zie ik het heden aan mij weerspiegeld
    de toekomst ligt aan mijn voeten
    vol leed en treurigheid
    mijn lief, ik heb je verloren
    Voor Eeuwig
  
Ik hoop, lieve Attila, dat mijn ontboezemingen jou niet al te zwaar vallen. Eigenlijk wil ik je met dit alles zeggen dat ik je niet voor een tweede keer kwijt wil raken. Je bent voor mij een waardevolle vriendin.
Liefs Simon
 
Ik ben niet het type dat zo snel is aangedaan maar ik voelde me tot in het diepst van mijn ziel geroerd en ontroerd. Wat had ik hier nog aan toe te voegen? Tijdens de zwangerschap van Isis liep ik rond met een eindeloos verlangen naar en hopen op een toevallige ontmoeting met Simon. Hij had in een paar zinnen verwoord wat hem bezielde. Het liep parallel met mijn eigen beleving.
 
Lieve Simon,
Ik ben onder de indruk van je gedichten. Los van je dichterlijke inslag -je hebt waarlijk capaciteiten op dat gebied- ben ik vooral door de inhoud bewogen. Het jaar ‘69 is ook aan mij niet ‘zomaar’ voorbij gegaan. Als ik het voorzichtig mag uitdrukken, is jouw gevoel analoog aan het mijne. Ik had het niet beter kunnen verwoorden.
Wat mij in het bijzonder treft, is de helderheid waarmee je schrijft en wat mij bezighoudt is jouw nachtmerrie vanaf je laatste gedicht eind ‘69. Je hebt me er al iets over verteld en tussen de zinnen door vermoed ik een enorme tragiek. Wat mij betreft, kun je me zonder scrupules deelgenoot maken van wat je hebt meegemaakt. Graag zelfs. Te zijner tijd zal ik jou mijn verleden eveneens uit de doeken doen hoewel dat geen drama is geweest.
Ik moet mezelf toegeven -en dat is heel wat voor een trotse Leeuw- dat je in de afgelopen weken een speciale plaats hebt gekregen in mijn bestaan. Het gevoel van koestering -aan het wad- geeft me veel vertrouwen. Ik ben blij mijn dierbare vriend weer ‘ontmoet’ te hebben.
Hoe is het met Pia? Ligt ze nog in het ziekenhuis?
Toen wij laatst in Harlingen waren, beloofde ik je mijn liefdesgedicht toe te sturen, geïnspireerd door een zoute haring. Hier komt het:
    
    ochtend gevallen
    hevige kater heftig verlangen
    focus ingedaald naar liefde en lust
    mijn tred versneld naar de Kakerssteeg
    
    moment aangebroken
    blik gericht op het goddelijk lijf
    lichte huivering bevangt mij
    van geuren proeven genieten
    
    een ware catharsis van smaak
    stevig aan de staart
    zonder zuur
    geen ui
    
    vis moet zwemmen
    is mijn volgende handel en wandel
    naar de kroeg
  
Ik zie ook uit naar donderdag. Zelfde plaats, zelfde tijd als vorige keer?
Liefs Attila
  
Ik sloot de computer af en bleef nog even enigszins verdwaasd voor me uitstaren. Wat was dit toch met die Simon. Wat voelde ik voor hem. Ik was niet verliefd want dat was ik zelden en dat voelde anders. Nee, dit lag dieper.
Ik dacht even aan Pia. Moest ik me daarover schuldig voelen? Nee, mijn gevoelens waren zuiver. Ik had geen enkele behoefte om in dat huwelijk te gaan roeren. De momenten met Simon waren me zeer dierbaar en ik wilde het graag zo houden.
 
'Zal ik jou vandaag ontlasten, ma, en even langs Grimm gaan?' bood Isis aan.
Dit voorstel kwam uit de hemel gevallen. Ik zat er al enige tijd behoorlijk tegenaan te hikken.
'Neem dan gelijk deze koekjes mee, ouderwetse kletskoppen, die vindt ze heerlijk. Boodschappen hoef je niet te doen want daar heeft ze sinds kort een meisje voor.'
'Ik ben benieuwd of ze me nog herkent,' vroeg Isis zich af. 'We hebben elkaar een tijd niet meer gezien.'
'Je kunt er weinig hoogte van krijgen. Ze is langzamerhand kinds aan het worden maar ze is nog echt niet gek. Vaak heb ik het gevoel dat ze de boel belazert. Van het ene moment van vertroebeling, komt er een ander ogenblik van pure helderheid. Je kunt het je niet voorstellen.'
'Weet je wat, ik ga nu meteen.'
'Neem de sleutel van haar huis mee anders kun je er niet in. Hij ligt in het pottenrek in de keuken, meest linkse potje.'
Isis had amper haar hielen gelicht of de telefoon ging.
'Floor hier, is Isis daar?'
'Ook goedendag Floor, nee, ze is net de deur uit.'
'Mag ik vragen waar naar toe, ik bedoel, blijft ze lang weg?'
Ik had helemaal geen zin om enige uitleg te geven. 'Dat zou best eens kunnen, geen idee.'
'Ze mag me bellen als ze weer terug is.'
'Fijn Floor dat ze dat mag.'
Die begon ook al met mag, ik dacht dat dat alleen aan ziekenhuizen voorbehouden was.
Floor had de boodschap begrepen en vroeg met een suikerzoete stem: 'Attila, zou je Isis iets willen zeggen?'
'Mm-mm.'
'Maarten gaat vanmiddag met zijn oma naar Artis dus zij en ik zouden dan samen iets kunnen doen.'
'Ik zal het doorgeven,' zei ik kortaf.
'Fijn, bedankt vast.'
'Ja, dag.'
Wat een koele kikker, dacht ik, zo wisselend als het weer, wat een grilligheid.
.
'Die Grimm is echt zo maf als een mandje,' stormde Isis een half uur later de kamer binnen.
'Hoe kun je het zeggen,' beaamde ik en vertelde Isis over het telefoontje van Floor.
'Zo, ik had niet gedacht dat lady F al weer zo snel aan de lijn zou hangen. Ik zal me er eens even op beraden maar ik moet je eerst over Grimm vertellen,' zei ze met pretlichtjes in haar ogen. 'Ik kwam de kamer binnen en Grimm begon onmiddellijk te kraaien: Ik ben je kindje, je hebt me de hele dag alleen laten liggen, ben je daar eindelijk, mama?
Dan te weten dat het net half elf was. Ik vroeg of ze een paar lekkere kletskoppen bij de koffie wilde, als ontbijt.
Kindje braaf geweest, mama, kindje krijgt koekjes, ging ze onverstoorbaar verder. Toen speelde ik het spelletje maar mee en stelde voor om kindje een sprookje te vertellen bij de koffie. Ze knikte aandoenlijk.'
Ik was benieuwd wat er ging komen.
Isis vervolgde: 'Het heet De fabel van het stoute aapje en de ondeugende kraai.  
Er was eens een groot bos en in dat bos woonden heel veel dieren. Ze leefden daar in redelijke harmonie wat uniek is in een wereld van levende wezens.
Ja, knikte Grimm, daar was ze het roerend mee eens.
Zo hadden we Alpha de aap en Kobus de kraai. De bonte aap met z’n rode kop sprong van tak op tak, keek wat aarzelend en wantrouwig om zich heen om zich te vergewissen dat er geen kapers op de kust waren. In het verleden hadden zijn apenbroers die altijd hoog in de bomen zaten, zo hoog durfde hij niet te komen, alle noten opgegeten waardoor hij steeds achter het net viste en als laatste overal achteraan kwam.
De laatsten zullen de eersten zijn en de eersten de laatsten, zei Grimm zalvend en stak haar duim in haar mond.
Goed zo, Greta, zei ik en gaf haar nog een kletskop.'
Ik schoot in de lach om de woordspeling: 'Je had haar zowaar stil.'
'Wat dacht jij dan,' zei Isis, 'anders had ik haar met het Spaanse rietje gegeven', en vervolgde haar verhaal: 'Alpha deed zijn naam geen eer aan. Je zou namelijk verwachten dat hij altijd de eerste zou zijn. Hij keek dus goed rond en ontdekte daar een grote zwarte kraai, zittend op een tak. De vogel keek wat stug voor zich uit.
Hallo, lispelde Alpha, hoe heet jij?
Ik ben Kobus, kraste de kraai wat argwanend.
Het lijkt mij leuk om te vliegen.
Wat lijkt het mij leuk om in bomen te klimmen.
En toen, en toen, drong Grimm kwijlend aan.
Mag ik eens op jouw rug zitten? vroeg Alpha met een brede grijns, dan vliegen we samen door de lucht en kunnen we fijn op alles en iedereen neerkijken en schijten we lekker een losse flodder op die lelijke apenkop van een broer van mij, dié daar.
Mama, ik moet ook poepen, begon Grimm te jengelen.
Doe maar in je luier, kindje, zei ik, mama zal even verder vertellen.
Daar was Kobus wel voor in. Met een paar schitteroogjes streek hij neer op de tak waar Alpha zat. Na een woeste vlucht boven het grote dierenbos, krijsend en joelend vanuit de lucht, zette Kobus de aap op de hoogste tak van de boom. Zo hoog had Alpha nog nooit geklommen, zo hoog waren zijn broers nog nooit geweest. Ondeugend lachend zei Kobus: En nou pissen we lekker over je familie heen.
De apenfamilie keek boos omhoog.
En toen? vroeg Grimm, die er niet genoeg van kon krijgen.
Toen leefden ze nog lang en gelukkig….
Grimm begon hard te klappen en om nog een verhaaltje te zeuren. Ik heb gezegd dat het weer kindertjesbedtijd was en met een aai over haar lange witgrijze haar heb ik afscheid genomen. Ze perste op het laatst nog een paar tranen uit haar ogen en hield me bij mijn arm vast.
Je mag niet gaan, je mag niet gaan, drensde ze.'
'En toen heb je je los kunnen weken?'
'Zeg maar liever los scheuren.'
'Leuk verhaal, schudde je dat even uit je mouw?'
'Zoals je weet, sta ik voor niets,' lachte Isis, 'maar ik ga nu lady F bellen en wil weten wat eigenlijk de bedoeling is.'
'Hoe staat het met je verliefde gevoelens eigenlijk, momenteel?' vroeg ik.
'Ach,' Isis trok haar schouders op, 'ik weet het niet zo goed op dit ogenblik en zal wel zien waar het schip strandt.'
Discreet trok ik me terug in de keuken waar Isis zich even later bij me voegde.
'Zo, die zingt weer een toontje lager. We hebben vanmiddag afgesproken in de kroeg. Ik had even geen zin om bij haar thuis te zitten met die luierlucht.'
'Hoezo luiers? Floor heeft toch geen baby meer.'
'Nee, maar Maarten plast nog steeds in zijn broek. Zelfs overdag kan hij het niet ophouden. Is dat normaal voor een jongen van vier, bijna vijf?'
'Niet echt, denk ik, je kunt dat op afstand niet zomaar beoordelen maar misschien voelt hij zich teveel gecontroleerd, kan ik me voorstellen.'
'Dat zou best kunnen, als ze het maar niet naar mij doet want dan krijgt ze meteen de wind van voren.'
De telefoon ging en ik nam op.
'Dag Attila, zal ik je eens vertellen wat ik nu weer heb meegemaakt?'
Als dat mijn zorgenkindje Martha niet was.
'Ik dacht dat jij in de Jellinek zat?'
'Dat is uitgesteld maar er is wel iets anders gebeurd, iets heel bijzonders,' riep ze geheimzinnig euforisch.
Van haar depressie van enige dagen geleden was niet veel meer te merken. Isis had inmiddels haar jas aangetrokken en zwaaide me gedag.
'Kom je straks hier eten?' vroeg ik naast de hoorn van de telefoon aan Isis.
'Zou ik wel zin in hebben, maar…'.
'Ik heb het niet tegen jou Martha maar tegen Isis.'
Die knikte ja en zei tegen zes uur thuis te zijn.
'Doe je Isis de hartelijke groeten van mij, Attila?'
'Zal ik doen maar steek van wal.'
'Ik heb je toch weleens verteld over m’n maatje Ans uit de Jellinek?'
'Geen idee maar ga door.'
'Zij heeft sinds kort een interieurverzorger, dus ik vroeg of hij ook wat voor mij kon doen zoals boodschapjes halen en het huis stofzuigen. Enfin, hij wilde wel wat bijverdienen dus je begrijpt, hij komt hier ook enige uren per dag.'
'Zo Martha, dat heb je dan mooi voor mekaar.'
'Dat kun je wel zeggen. Gisteren toen hij aan het stofzuigen was, heb ik op zijn rug gezeten. We hebben gelachen, joh. Daarna zette ik de muziek hard en hebben we gedanst. Hij is fantastisch. Hij kookt en eet met zijn handen. Ik heb zelf ook weer gegeten omdat hij me gevoerd heeft. Ik heb zelfs zijn vingers afgelikt, zo lekker was het. Ik heb nog nooit zo’n mooie jongen ontmoet. Hij is gitzwart en lacht voortdurend zijn parelwitte tanden bloot.'
'En nu ben je hem de lesbische liefde aan het leren?' herhaalde ik haar eigen woorden die ze sprak bij een vorige bijna identieke gelegenheid.
'Hoe raad je het. Hij wil de hele dag wel en is zo potent als wat.'
Ik zag het voor me, dat witte gratenpakhuis samen met die zwarte.
'Fantastisch Martha, maar bespaar me de details. Uit welk land komt Romeo dit keer?'
'Uit Ethiopië. Ik heb hem gezegd dat hij bij me mag intrekken en dat komt goed uit want hij is hier net een maand illegaal en heeft op dit moment geen vaste woon- of verblijfplaats. Hij is nu even weg om zijn spullen te halen en komt met een half uur terug vandaar dat ik jou bel om het te vertellen.'
Moest ik nu voor de zoveelste keer zeggen dat ze dom bezig was?
'Goed gedaan kind, verder nog iets?'
'Je klinkt helemaal niet enthousiast Attila, je kunt toch wel blij voor me zijn dat ik eindelijk weer iemand heb.'
'Natuurlijk Martha, wellicht kun je met hem in het huwelijk treden maar dan wel in de Gibbi, het keizerlijk paleis in Addis Abeba.'
'Adies-wie-ba?,' vroeg ze.
'Ad-dis A-be-ba, de hoofdstad van Ethiopië.'
'Oh dat… En wil jij dan mijn bruidsmeisje zijn, Attila?'
'Allicht, dan rijden we na de plechtigheid door de met eucalyptusbomen omzoomde lanen. Ik hoop dat jullie nog lang en gelukkig leven en de groeten aan Romeo,' zei ik sarcastisch en hing op. In wat voor wespennest begaf ze zich nu weer.
Nog geen twee uur later, Martha in lichte paniek aan de telefoon: 'Hij is er nog steeds niet, Attila, snap jij dat nou, hij had nog wel zo gezegd dat hij meteen weer terug zou zijn, ik maak me ongerust, wat moet ik nou?'
'Geen idee.'
'Hij heeft namelijk mijn sleutels meegenomen en ik heb hem mijn bankpasje meegegeven zodat hij meteen een paar flessen wijn voor me mee kan nemen.'
'Buitengewoon slim, Martha, dus je hebt ook je pincode gegeven?'
'Natuurlijk, anders kan hij toch niet pinnen.'
'Juist ja, dat was ik even vergeten.'
'Oh wacht, ik hoor de sleutels in het slot dat zal hem zijn, ik bel je nog…'
 'Je ziet maar.'
'Ik ruik zuurkool, heerlijk, daar heb ik nou echt trek in,' kwam Isis opgewekt de kamer binnen. 'In ieder geval hebben we een goed gesprek gehad vanmiddag. Als dat kind er niet bij is, is Floor een heel ander mens. Weer zoals vanouds zou je kunnen zeggen. We hebben het verder helemaal niet over Maarten gehad en ik heb haar meteen verteld dat ik er niet ben als dat joch er is. Aanvankelijk sputterde ze wat tegen maar ze kon het ook wel begrijpen. Verder hebben we het onder andere gehad over ethiek. Zij wil zich ter beschikking stellen aan de medische wetenschap bij overlijden. Mij lijkt dat helemaal niets, wat vind jij daar eigenlijk van, ma?'
'Ik moet er niet aan denken. In mij mag nooit en te nimmer gesneden worden als ik dood ben. Ik wil intact begraven worden. Vroeger had ik een vriendje, een toekomstig arts, die als student tijdens de anatomielessen in lijken moest snijden om te oefenen. Ik heb van hem bizarre verhalen gehoord zoals het zwaardvechten met armen en benen op sterk water en spelen met organen op een niet bepaald ethische wijze. Dat ben ik nooit vergeten. Ik moet er niet aan denken dat ze dat met mijn lichaam zouden doen. Aan mijn lijf geen polonaise.'
'Juist, met mij dus ook niet. Over mijn lijk, zei ik tegen Floor. Dus geen dance macabre. Ze vond het eigenlijk wel egoïstisch van me dat ik geen orgaan zou willen afstaan waar een ander misschien nog wat aan zou kunnen hebben. Nu moet ik er zelf niet aan denken ooit een orgaantransplantatie te krijgen. Zo’n ding van een ander mens in m’n lijf lijkt me afschuwelijk. Liever, als het dan toch zou moeten, een varkenshartklep maar absoluut geen nier van een mens. Weet jij dat, ze kunnen je toch niet ongevraagd slopen als je eenmaal voor eeuwig je ogen gesloten hebt?'
'Nee, gelukkig niet, ze moeten op z’n minst toestemming van de familie hebben. En in dit geval weten jij en ik van elkaar dat we er niet van gediend zijn,' ging ik verder. 'Zo heb je ook dat hele gedoe rondom die euthanasie. Is dat wel of niet ethisch verantwoord. Ik vind dat ik een eind aan m’n leven zou moeten kunnen maken wanneer het leven teveel lijden wordt. Ik zou best de pil van Drion in huis willen hebben voor het geval dat. Het lijkt mij verschrikkelijk om lichamelijk of nog erger, geestelijk afhankelijk te zijn of de rest van je leven aan bed gekluisterd. Helemaal onbegrijpelijk lijkt het mij als je in coma raakt en nooit meer bijkomt. Zo gauw het vegeteren wordt, zeg ik: stekkers eruit of een spuitje geven.'
'Dat moet je toch in een codicil vastleggen?'
'Ja, daar zijn weer bepaalde regels voor maar dan nog, men haalt de gekste dingen met je uit om je in leven te houden.'
'En elders knalt men elkaar af, gezond en wel,' Isis weer.
'Maar daar gaan we het nu niet over hebben. Ik ga de zuurkool even stampen en dan gaan we lekker eten.' 


 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten