18 februari 2012

11

Hoe zou het met Simon gaan, vroeg ik mij af. Eergisteren had hij in een korte mail meegedeeld dat hij het druk had met een paar belangrijke rechtszaken en dat hij later in de week, als de rust was weergekeerd, me uitgebreider zou schrijven.
Op de gekste momenten kwam het beeld van Simon bij me naar boven. Zijn verhaal over Frannekes bedrog en de raadsels over haar en hun dochter Justine lieten me niet met rust. Ik kreeg hoe langer hoe meer het gevoel dat zich daar groot leed had afgespeeld.
Ik had sterk de indruk dat Simon, op zijn minst, in me geïnteresseerd was. Dat had hij duidelijk laten blijken en als ik eerlijk moest zijn, hij liet mij ook niet onverschillig. Ik stelde me hem voor in de rechtbank: een koel klinisch masker en een attitude van arrogantie met een snelle babbel. Toch had hij bij onze laatste ontmoeting een andere Simon laten zien dan die keer na de begrafenis. Hij leek op de Simon van toen, eenendertig jaar geleden.
Mijn zwijgen over Isis begon me toch enigszins dwars te zitten. Het was zelden dat ik dingen achterhield of niet met name noemde. Ik begon me te realiseren dat, naarmate ik langer wachtte, het steeds moeilijker zou worden hem te vertellen dat hij nog een dochter had. Sterker nog, eigenlijk was het lullig van mij om niets te zeggen.
Ook Isis onthield ik het verhaal over haar teruggevonden vader maar zij was op dit moment met andere dingen bezig, hield ik me voor. Bovendien vreesde ik dat, als ze het zou weten, ze hem onmiddellijk zou willen zien. Ze sprong het liefst altijd overal meteen in. Zij wist niet beter dan dat haar vader een voorbijgaande hippie was. Verder was ik als bommoeder door het leven gegaan. Bovendien zei iets diep in me dat de tijd niet rijp en ikzelf nog niet aan de confrontatie toe was. Met die gedachten liep ik naar mijn laptop. Drie berichten. Ik betrapte me erop dat ik een blij gevoel kreeg toen ik zag dat Simon bij een van de drie hoorde en las:

Lieve Attila,
Zo, eindelijk weer wat rust in de tent. Ik heb een paar spannende dagen achter de rug zowel privé als zakelijk. Ik had me voorgenomen je daar op dit moment niet mee lastig te vallen. Van de week realiseerde ik me dat ik eigenlijk nog steeds weinig van je weet. Ons gesprek ging de laatste keer meer over derden, het verleden en mij, dan over jou. Ik zou willen weten hoe jij leeft, hoe je je dag doorbrengt of bijvoorbeeld hoe je relatie is met je dochter Isis en wat zij zoal doet.
Je vertelde me over je chronische pijnprobleem, hoe ga je daar eigenlijk mee om en hoe beperkt het jou in de dingen die je doet?
Ik voel me zeer vereerd dat ik getuige heb mogen zijn van je verjaardag en hoop toch nog te hebben bijgedragen aan een feest, hoewel het verleden daar wel enige zwaarte in aangebracht heeft. Daarmee bedoel ik natuurlijk niet die paar gelukzalige dagen van ons samenzijn destijds.
Ook over dat verleden heb ik veel nagedacht. Er vallen een paar dingen op zijn plaats. Eigenlijk zou ik, nu het gezegd is, er wat uitgebreider met je over willen praten. Tevens vraag ik mij af of dat apocriefe verhaal over Frannekes bedrog niet teveel tussen ons in komt te staan. Dat zou namelijk het laatste zijn wat ik zou willen.
Doorgaans denk ik nooit zo in termen van 'mislukte kansen' maar de laatste week heb ik steeds het gevoel dat ik de klok het liefst eenendertig jaar terug zou willen zetten. Er is 'iets' dat me helemaal niet lekker zit en waar ik niet bij kan komen. Misschien heeft het te maken met dingen die me zijn overkomen en die ik niet in eigen hand heb genomen. Natuurlijk ben ik me ervan bewust dat gedane zaken geen keer nemen, desalniettemin blijft er 'iets' knagen.
Ik weet niet wat jij ervan vindt maar ik zou je graag binnenkort weer willen ontmoeten. Laat je van je horen?
Liefs van Simon


Ik las de mail wel vier keer over. Zachtjes gezegd gaf het me een plezierig gevoel dat we elkaar binnenkort weer zouden ontmoeten.
Wat zou hij bedoelen met dat hij dingen niet in eigen hand had genomen? Ik kon me bijna niet voorstellen dat Simon Droogleever zich iets zou laten overkomen. Hij had een scherpe blik en er ontging hem niets. Aan de andere kant wist ik dat sommige mensen in hun werk briljant, geslepen of nietsontziend konden zijn maar in hun privéleven een soort blinde vlek hebben. Ik had inmiddels in wat oude bladen gerommeld en enige knipsels verzameld over Simons rechtszaken. Hij bleek op zijn vakgebied inderdaad een geslepen vos te zijn. Des te raadselachtiger werd dat ongeloofwaardige verhaal van Franneke. Hij had gelijk, we moesten ons niet te excessief met dat verleden gaan bezig houden maar ook ik wist dat het laatste woord er nog niet over gezegd was. En dan zijn mislukte kansen? Ik werd wel heel erg nieuwsgierig naar zijn relatie met Pia en stelde me voor dat als je een goede relatie hebt je je verleden niet zomaar wil veranderen. Eigenlijk begon ik hem hoe langer hoe aardiger te vinden. Hij was vrij direct en openhartig en had niet echt moeite om over zijn gevoelens en beweegredenen te praten.

Lieve Simon,
Ik heb jouw cadeau, de plaat van Jimi Hendrix, deze week diverse keren gedraaid en was weer even terug in ‘de ouwe tijd’. Ik hou nog steeds van jaren zestig/zeventig muziek behalve van de Beatles die heb ik altijd de achterlijke broertjes van de Rolling Stones gevonden, meer iets voor de softe sector. Net zoals Donovan het debiele broertje van Bob Dylan werd genoemd. Mijn voorkeur gaat uit naar rock en hardrock. Als er een goeie band speelt in Maloe Melo ga ik er graag heen. Kom jij daar weleens? Je kunt er nog leuk ouderwets swingen.
Na de heavy metal ben ik het spoor bijster geraakt. New wave en punk hebben mij nauwelijks kunnen bekoren om over house maar te zwijgen.
Isis geeft soms een housefeest. Ze vindt het dan leuk als ik kom. Zelf heb ik er zo mijn twijfels over. Het vertoeven tussen die yuppen van nu is wat anders dan die hippies van toen. Maar ja, als ik dan toch eenmaal op zo’n feest ben, kan ik nog behoorlijk -hoe noemen ze dat tegenwoordig ook alweer populistisch- uit mijn dak gaan. Eerst moet ik dan wel even die etterige pijnduivel de kop indrukken. Een xtctje erbij, om daarna volledig in de muziek op te gaan.
Gelukkig houdt Isis, net als ik, ook van klassieke muziek. Het is mij van huis uit meegegeven en zodoende heb ik het op haar over kunnen brengen. We houden van muziek maken. Ik zing graag en speel piano en zij zingt en speelt mondharmonica en een beetje viool.
Ze is niet het type dat de hele dag in de studieboeken zit. Destijds heeft ze de kunstacademie gedaan. Ze houdt er niet van om in een collectief te werken. Ze is meer een doe-het-zelver: wat haar ogen zien, maken haar handen. Ze ontwerpt en maakt (hout)kachels op dit moment, een bijna uitgestorven ambacht kun je wel zeggen. Sinds kort heeft ze een nieuwe vriendin en vertoeft daar geregeld. Sedert de breuk met haar ex kan ze af en toe terugvallen op de zolderetage van mijn huis waar ze als kind sliep.
Ik heb begrepen dat jij een zoon hebt die toch al in de twintig moet zijn als hij rechten studeert. Woont hij nog bij jullie thuis?
Tja, mijn pijnprobleem dat is natuurlijk erg onprettig maar het went. Ik zit vast aan mijn dagelijkse portie pijnstillers. Als het te erg is, grijp ik naar de morfine. Het is een probaat middel maar bij teveel gebruik van dat spul ga ik me een zombie voelen. Het geeft soms lucide dromen maar ook vreselijke, kortdurende nachtmerries. ’t Is maar net hoe het valt. Door dat gezeur met die pijn heb ik nogal gebroken nachten. Dus uitslapen is noodzakelijk. Je kunt je daardoor voorstellen dat ik pas laat op gang kom. Met andere woorden, ik leef mijn leven zodanig dat ik alles doseer: niet teveel op een dag.
Desalniettemin gaat het leven razendsnel. Vervelen doe ik me nooit en soms vraag ik me af hoe ik er ooit een (drukke) baan op na heb kunnen houden bij 'Annalen'. Ik zou er nu niet meer aan moeten denken.
En Franneke... die is dood en begraven. Ik heb er geen enkele behoefte aan dat ze hoe dan ook ooit nog eens tussen ons in komt te staan. Die tijd hebben we gehad.
Verder heb ik er het volste vertrouwen in dat alle vragen zich zullen laten beantwoorden t.z.t.
Wat had je ervan gedacht om binnenkort met mij een tochtje op de Harley te maken. Ik heb nog wel een extra leren broek, jack en helm. We zouden naar het strand kunnen gaan of zo. Het is nog heerlijk weer dus laten we het er binnenkort even van nemen.
Liefs van Attila


Ik las mijn eigen schrijven na. Eigenlijk hield ik me op de vlakte met alles. Het bleef lekker rationeel en veilig concludeerde ik. Voorzichtig had ik een tipje van de sluier over Isis opgelicht en Franneke kon wat mij betreft echt op de begraafplaats blijven liggen en weer vroeg ik me af wat zich in huize Droogleever allemaal in die jaren had afgespeeld. In ieder geval zou ik Simon snel zien en dat idee vond ik erg prettig.
Het was zaterdag en dat betekende een paar kranten uitspellen met als snoepje van de week: de crypto. Daar kon ik me iedere keer weer uitermate op verheugen. Tot mijn ergernis zag ik dat hij deze week niet was afgedrukt in Het Parool. Ik bladerde de krant van voor naar achter door en weer terug. Geen crypto te bekennen. Zelfs geen cryptische aanwijzing. Dat ging me te ver. Onmiddellijk klom ik in de pen en schreef een ingezonden brief:

Op zaterdag koop ik speciaal voor de crypto Het Parool. Er kan een gevoel van ultiem genoegen door mij heen stromen als ik zoals gewoonlijk het cijfer tien heb gehaald. Dat betekent namelijk geen fouten. Zo'n crypto werkt verslavend en obsessief. Uren turen naar verborgen inhouden. Alle mogelijke om- en beschrijvingen bestormen mijn brein om doorgaans niet-chronologisch tot het gevonden woord te komen. Zo'n crypto jaagt me soms bijzonder op kosten, wel te verstaan: de telefoon. Als ik er echt niet meer uitkom bel ik eerst mijn vrienden en kennissen. Ik zal en moet oplossen, versmelten, syncretiseren in een amalgaam van goud en zilver waarbij de cryptogrammer een bijna alchemistische daad verricht en daardoor een diepere synthese bereikt door opvattingen, meningen, gedachten, waardeoordelen en dergelijke te keuren in een smeltkroes van ellende. Vandaar dat ik een wandaad bega door, tot het uiterste gedreven, de naam van de winnaar van de vorige crypto op te zoeken in het telefoonboek als ik nog niet het beoogde resultaat heb bereikt. Na me onmiddellijk te hebben aangemeld als 'zwaar gefrustreerde crypto-oplosser die net de laatste twee of drie woorden niet kan vinden.' Pure radeloosheid bijna tot zelfmoord gedreven. Een echte cryptogrammer herkent dit probleem en hij zal je die vrijpostigheid en inbreuk op zijn privacy niet euvel duiden. Bovendien zal hij niet bijzonder onder de indruk van deze stalkers-neiging zijn. Sterker nog: hij zou het zelf ook gedaan hebben, hoor ik dan vaak zeggen. Vandaag is mijn zaterdag verpest. De crypto staat niet in die kut krant. De zoveelste blunder van Het Parool: misdrukken, zet- schrijf- taalfouten. Een grote ergernis.
De rest van de krant gebruik ik als w.c.papier. Ik veeg er mijn reet mee af!
Attila Romijn


Ik wond me veel te veel op over dergelijke futiliteiten maar het gaf me een uitermate opgelucht gevoel dat ik even mijn frustratie tot in het absurdistische van me had af kunnen schrijven.
Daarna ging ik achter de piano zitten om de aria van Osmin, een van mijn lievelingsnummers uit Die Entführung aus dem Serail van Mozart te spelen. Het ging over melkmuilen van mannen die zich maar staan te vergapen aan de vrouwen en zich laten bedriegen door 'hun streken, listen en praatjes.'
Ooit had ik een komische uitvoering van de opera gezien.

… ‘Erst geköpft, dann gehangen,
dann gespiesst, auf heisse Stangen,
dann verbrannt, dann gebunden,
und getaucht, zuletzt geschunden’…

Dat was het eind van het lied, het Allegro Assai.
Mijn vader kon het met veel verve zingen. Ik herinner me dat mijn moeder dan de kamer uit rende. Ze vond het een verschrikkelijke tekst, ze kreeg er kippenvel van, zei ze. Dat behoorde bij ons huiselijke toneelstukje.
Mijn moeder kwam uit een familie van komediantes. Ze had vier zussen en een broer, ome Jacob. De zussen spraken elkaar met bijnamen aan. Je had tante Pien, tante Boon, tante Kliek en tante Pan. Mijn moeder werd 'Oor' genoemd. Het was me nooit duidelijk geworden waarom ze elkaar zulke eigenaardige namen hadden gegeven. Een vaag verhaal deed de ronde dat het was overgebleven uit een vroeger cabaret.
Op de verjaardag van mijn moeder in het begin van de jaren vijftig zaten ze ’s avonds rond de tafel geschaard. Ik, als kind, eronder om alles gade te slaan. Er lag een groot pluchen kleed over de tafel en niemand zag mij daar zitten. Ik keek tegen de benen van mijn tantes aan. Als de brandewijntjes, de boerenjongens en de advocaat goed waren aangeslagen en de dames met verhitte blosjes aan het jubelen gingen, schoof mijn moeder de schuifdeuren van de tussenkamer open en kon het 'theater van de schaterlach' beginnen. Ome Jacob, een klein dribbelaartje, die vanaf zijn vroegste jeugd al bij de spoorwegen werkte, deed jaarlijks zijn sketch met zijn fluitje dat hij steevast op zak droeg. Hij demonstreerde hoe hij daar met zijn pannenkoek op het perron stond om al gebarend en fluitend de machinist het sein van vertrek te geven. De zussen lagen gierend van de lach in hun stoel. Ik zag tante Kliek en tante Pien hun voordracht doen van een katerig stel waarin ze zelf in een poes en kater veranderden en elkaar miauwend en spinnend benaderden. Weer het hele stel lachen en brullen. Dan werd mijn moeder uitgedaagd met: Oor, nu jij je declamatie over 'twee Chinese kommen'. Die act kende ik bijna uit mijn hoofd zo vaak had ik haar dat al zien voordragen. Het ging over een stel dat op een bruiloft het bruidspaar twee Chinese kommen cadeau zou gaan geven. Dan volgde er een hele verhandeling over de gasten op het feest zoals dat stel het beleefde en omdat mijn moeder dat met veel elan voordroeg was het iedere keer weer leuk om te zien. De clou bestond uit de zinspeling: ‘twee Chinese kommen… en twee Chinezen gaan’. Met deze eindzin nam het stel afscheid van het bruidspaar.
Mijn vader hield zich altijd op de vlakte. Vanuit zijn fauteuil zat hij peinzend, trekkend aan zijn pijp, het hele spektakel te observeren. Zijn amusement lag op een ander vlak, de muziek. Op zijn verjaardag ging het er geheel anders aan toe. Hij had twee jongere zussen en twee broers waarvan er een al jong was overleden. De hele familie was muzikaal ingesteld en het was maar goed dat ik toen al piano kon spelen om ze te begeleiden. Mijn tantes van vaders kant leken op filmsterren vond ik. Tante Dinky was een dametje. Ze liep met haar neus in de wind en de kin fier omhoog. Met haar pumps en kokerrokken en bijpassende, met zorg op elkaar afgestemde sjaaltjes, handschoentjes en tasje en haar haar in blonde lokken leek ze op Marilyn Monroe. Ze was een chique tante en geurde naar een speciaal lotion: crèpe mystique. Mijn vaders andere zus, tante Ageeth, waarvan men zei dat ze op Audrey Hepburn leek was een ander type. Spontaan en enthousiast kwam ze als een vrolijke vlinder aanfladderen. Ze was nieuwsgierig van aard en had een snelle manier van denken en communiceren. Op verjaardagen was ze de gangmaakster en als eerste riep ze naar mij: 'Tila, wil je me even begeleiden met: An die Musik?' Zij was de enige die mij Tila noemde. Dan was het hek van de dam. 

Het Liederalbum van Franz Schubert stond op de piano en om beurten zongen ze hun favoriete nummers. Mijn vaders broer, oom Frederik, had een mooie sonore stem. Hij zong: Du bist die Ruh. Oom Frederik was een charmante man. Waar mijn vader melancholisch was en een wat zwaarmoedige inslag had, was hij vrolijk en vriendelijk. Hij was, net als mijn vader, atletisch gebouwd en kwam op mij harmonieus en tactvol over. Ik vond oom Frederik een lieve man. 
Tante Dinky zong: Heidenröslein. Net als tante Ageeth had ze een prachtige stem. Jarenlang zong ze bij een oratoriumkoor en had vaak een optreden in het Concertgebouw. Omdat ik de alten van mijn tantes mooi vond, hield ik waarschijnlijk zo van Kathleen Ferrier met haar: Blow the wind southerly.
Ik zag dat mijn vader ingehouden trappelde van ongeduld. Hij wilde ook even ons laatst ingestudeerde nummer ten gehore brengen: Litanei. Iedereen was nu ingezongen en ons huiskoortje dat ik begeleidde en waar ik ook in meezong, kon beginnen. Na vele klassieke nummers gingen we vaak over op het wat populairdere ‘Frohe Rheinlieder-Buch’. Inmiddels was er al een borreltje gedronken en zat de stemming erin dus zongen we met zijn allen: ‘Warum ist es am Rhein so schön?’
Voor mij waren dat mooie herinneringen. 




Geen opmerkingen:

Een reactie posten