05 augustus 2011

magisch realisme

Ik vernam dat Marjolijn zelfmoord had gepleegd. Ze heeft zich verhangen, fluisterde men.
Aanvankelijk kwam ze op mij over als een lieve, aanhankelijke, enigszins problematische vrouw. Haar melancholieke geaardheid en trieste oogopslag gaven een droefgeestige aanblik van onvervuld verlangen. Ze liet haar hoofd en schouders naar voren hangen alsof ze een zware last te dragen had.
Toen ze de man van haar leven had ontmoet, trokken ze zich samen terug en kreeg ik de indruk dat ze zijn leven leidde. Bij toeval ontmoette ik haar onlangs na vele jaren en vertelde ze haar verhaal.
Na het overlijden van haar echtgenoot drong zich voortdurend de retorische vraag aan haar op wat de zin van het leven was. Het grootste deel van de dag hield ze zich bezig met eindeloos staren in de leegte. Soms kreeg ze nog flarden binnen van gelukzaligheid. Lange strandwandelingen, uitwaaien en samen met haar geliefde zich verliezen in het tumult van de aanstormende golven.
Lief en leed hadden ze met elkaar gedeeld. Urenlang konden ze samen genieten. Van het Concerto Grosso, Opus 6 no.8 van Corelli, zei ze, hun lievelingsmuziek of van een bijna volmaakte uitwisseling van gedachten en gevoelens of door zich gewoon in stilte terug te trekken. Zij met haar boek en hij met zijn doek.
Hun huis hing vol met zijn kunstwerken. Al zijn schilderijen gingen over dood en leven. Geregeld exposeerde hij met zijn magisch realisme en genoot van zijn roem.
Ineens werd zijn magie erg surrealistisch. In korte tijd veranderde hij van een zachtmoedig lam in een vreselijke weerwolf. Hij trok zijn schaapskleren uit. Aanvankelijk had ze zijn gedragsverandering niet in de gaten. Plotseling werd hij achterdochtig en jaloers. Hij ging haar controleren en wilde haar dingen laten geloven die niets met de werkelijkheid hadden te maken. Ze ging bijna twijfelen aan haar eigen waarnemingsvermogen. Zij raakte zowat in een identiteitscrisis. Hij betichtte haar van leugens en ging zich als de bedrogen echtgenoot gedragen. Dag en nacht claimde hij haar. Een keer moest ze hem van het politiebureau ophalen, men had hem 's nachts spiernaakt in het Vondelpark gevonden, volkomen verward en verdwaasd. Zijn manipulaties waren van dien aard dat ze nog amper werkelijkheid van  illusie kon onderscheiden.
Het onheil sloeg toe. Hij zette geen penseel meer op het doek. Vanuit een impuls liep hij met een vreemde blik in zijn ogen de tuin in. Hij trapte per ongeluk op de hark. De steel sloeg tegen zijn hoofd. Bloedend gleed hij onderuit. In het ziekenhuis werd onmiddellijk een hersenscan gemaakt. Hij was nog steeds buiten westen. In een waas hoorde ze de behandelend arts zeggen: Mevrouw, uw man heeft een tumor in zijn hoofd, zo groot als een kippenei.
De leegheid van het bestaan had haar in de greep. Zijn greep was er niet meer. Ze had hem verloren voor altijd.
Het leven had geen zin meer, voor haar.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten